teld; een 'dochter van Koudekerke' die het
tot burggravin van Leiden bracht (vrouwe
Justina van Leiden, geboren de Gouwer
van Koudekerke, in tweede echt de vrouw
van Dirk van Leiden).
Kastelen en sterkten
Voor zover dit nog niet voldoende is om
het aanzien van dit geslacht aan te duiden,
kan nog gewezen worden op de kastelen
die de heren bouwden.
Wisse was de eerste. Hij bouwde in Oud-
Vlissingen een steenhuis of sterkte (1264).
Zijn zoon Simon moet de bouwheer zijn
geweest van het eerste slot Ter Hooge
(vóór 1290). Het eerste huis Der Boede
moet zijn gebouwd vóór 1331. Willem en
Pieter van der Boede, volle neven van
Simon, waren de eerste kasteelheren.
Willem was bovendien paardenkoopman.
Pieter was baljuw van Vlissingen.
Het kasteel van Koudekerke
Ook in Koudekerke heeft een kasteel
gestaan. Hiermee werd in 1317 Maude
Symonszoon, een van de tientallen naza
ten van Willem van Koudekerke, beleend.
In 1354 werd het nog eens in een oorkon
de vermeld. 'Dat steenhuys te Koudeker
ke, alsoe alst begryp is daer mit der graft,
die daer ommeloept', komt dan in handen
van Floris van Borsele. Maar waar stond
dat steenhuis?
Van oudsher had een ambachtsheer een
stuk vrijland gelegen tegen de dorpskern.
Rond Koudekerke lagen drie bergen op
vrijland. Bij een van deze zou het kasteel
kunnen hebben gestaan. Wellicht bij de
noordelijke berg waar men vroeger een
gracht vond en waar de hofstede Het
Noordhof (Braamweg 1) staat.
Willem Gielen
Ter afronding nog enkele bijzonderheden
over Willem Gielen. Uit de oorkonden
waarin zijn naam voorkomt (behalve 1198
ook 1211 en 1213), blijkt dat hij herhaalde
lijk deel uitmaakte van een selecte groep
edelen uit Holland en Zeeland, die zich in
Middelburg rondom de graaf bevond. De
Signatuur of handtekening van Balduynus
Wilhelmus'zoon van Koudekerke, notarius,
deken en provisor van Walcheren op de oorkon
de van 28 januari 1343 (Rijksarchief in Zee
land, Archief OLV-Abdij regestnr. 320)
graaf was gewoon tweemaal per jaar hier
heen te reizen om de rechtspraak en het
bestuur uit te oefenen.
Willem had drie zonen: Simon (van wie ik
denk dat zijn roepnaam Moen verscholen
zit in het Moe(n)sbosch), Gillis (die in 1250
samen met Pieter van Souburg de hand
schoen opnam tegen graaf Willem II) en