rondes ook de ervaringen van transferia (zoals bij Renesse) en succesvol gratis openbaar vervoer (zoals in het Belgische Hasselt) nog wel eens ter sprake. Vooralsnog voelt het provinciebestuur, ondanks de zeer fijnmazige ontsluiting van Walcheren met al 430 kilometer wegen (110 km planweg en 320 km binnenwegen) het meest voor weer een nieuwe Dam- menroute-achtige vervanging van N 287 en N 288. Wellicht is het voor de Heemkundige Kring nuttig om in een terugblik vast te stellen hoe in eerdere streekplannen al veel is bedacht en soms toch ook weer niet door ging. Streekplan 1939 Het Streekplan 1939, het zogenoemde Plan-De Ranitz, sprak zich fel uit tegen de overal oprukkende lintbebouwing langs de uitvalswegen. Ook zomerwoningen in juist de mooiste natuurgebieden zag men met lede ogen verschijnen. Alle toenmalige negentien Walcherse gemeenten deden mee in het plan. Qua landschap vond men dat Walcheren zich onderscheidde door kleinschalige intimiteit, die het koesteren waard was. Daarom werd ook het massa toerisme onjuist geacht. Liever select, koopkrachtig publiek aantrekken dan grote aantallen dagjesmensen uit Holland, Enge land en België. De al bestaande rondweg Walcheren werd als 'toerweg' bestempeld. Een zorgvuldige landschappelijke inpassing moest die func tie zo goed mogelijk garanderen. Een nieuwe verkeersweg Sloedam-Vlissin- gen (buiten de hoofdstad Middelburg om, de huidige A 58) zou juist niet bij de pont moeten eindigen, maar naar Vlissingen- centrum moeten voeren. Het Nieuwe Walcheren 1946 De 'Snelcommissie' wilde in augustus 1945 binnen acht maanden een ruilverka velingsplan voor het verwoeste Walcheren gereed hebben, het liefst op moderne leest en schaal voor zowel landbouw, industrie, vervoer als 'vreemdelingenverkeer'. De kwaliteit van de oude wegen werd als vol komen ontoereikend gekenschetst. Nieuwe autosnelwegen op Walcheren (die tussen de Sloedam en Vlissingen uitgezonderd) achtte men volledig onnodig: '...het opvoe ren van de toelaatbare rijsnelheid betee- kent bij deze kleine afstanden (tussen de Walcherse dorpen) dan slechts zoo'n geringe tijdwinst, dat daarmede de veel hoogere kosten van den aanleg van wegen welke op snelverkeer zijn berekend en de schade van landschappelijke aard welke hiervan het gevolg zijn, niet zijn te motiveeren...' Verbeterde wegen moesten wegens kos ten en landschap zoveel mogelijk de bestaande routes volgen. Hoofdverkeers wegen moesten zoveel mogelijk door de dorpskommen voeren. Walcheren kende immers nauwelijks doorgaand verkeer, lokaal verkeer was gericht op de dorps kommen en ook toeristenverkeer moest langs de 'pittoresque en folkloristische schoonheid' van de dorpen worden gevoerd. De moderne nieuwe weg naar Vlissingen moest ter hoogte van het Souburgse 'Ronde Putje' met een hoge brug over het Kanaal door Walcheren voeren en dan met een boog om het oude vliegveld naar Vlis- singen-centrum gaan. Voor landbouwverkeer dienden nieuwe wegen geen barrières te vormen, zodat dure parallelwegen konden worden verme den.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1998 | | pagina 15