bodem te zinken. Vandaar ook dat de plat vissen tot bodembewonende vissen zijn ge ëvalueerd. Door spiercontracties in de wand van de zwemblaas kan de poon een knor rend geluid produceren; hebben we daarbij de rode kop in gedachten, dan is de naam knor'aene nog niet zo slecht gevonden. De zeeduivel (Lophius piscatorius) is voor Zaegvisje (Botervisje) smulpapen een ware delicatesse; in Arne- muiden eten ze 'ammetjes (naar het model van de moten vis) maar ze bedoelen er hetzelfde mee. Ook de zeedonderpad (Myoxocephalus scorpius) is aan onze kust een algemene verschijning. Tussen de stenen van strek dammen en dijken is de zeedonderpad, of boskop zoals ze deze vis onder andere in Westkapelle noemen, nogal eens te vin den. Ze zetten hier ook hun eieren af die door het mannetje worden bewaakt. Op de menukaart heb ik de zeedonderpad nog nooit zien staan, waaruit we zouden kun nen concluderen dat de culinaire eigen schappen van deze vis niet overweldigend zijn. Of dit ook de reden was om dit beest een kurk in z'n bek te rammen, zoals de jeugd in Westkapelle in vroeger dagen deed, is mij niet geheel duidelijk. Dan kennen ze in Arnemuiden nog de loempe of zwarte grondel (Gobius niger), en bolling voor steenbolk (Trisopterus luscus). De negenööge voor de zeeprik (Petromy- zon marinus) is weer een geval apart. In plaats van een kieuwspleet hebben deze vissen aan beide zijden zeven op ogen gelijkende kieuwopeningen. Samen met het echte oog kan ik me voorstellen dat hij achtööge zou worden genoemd. Hoe je Bolling (Steenbolk) het dan verzint om 'm negenööge te noe men, mag Joost weten. De stêênzuuger of snotolf (Cyclopterus lumpus) heeft zijn naam te danken aan de buikvinnen welke vergroeid zijn tot een grote zuigschijf. Hiermee kan hij zich onder andere aan stenen vastzetten gelijk een zuignap. Mocht u overigens een lief hebber zijn van kaviaar en u dacht daar altijd lekker goedkoop aan te komen, dan is het volgende wellicht van belang. Onder meer in Denemarken worden de eitjes van de snotolf kunstmatig zwart gekleurd en als kaviaar geëxporteerd. De kleine pieterman (Echiichthys vipera) of pluukuus lijkt in naam een onschuldig visje. Niets is minder waar. Het venijn zit hier echter niet in de staart maar in de ste kels van de eerste rugvin en in de stekels op de kieuwdeksels. Deze stekels staan in verbinding met gifklieren. Als een belager een pietermannetje wil verschalken en hij

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1998 | | pagina 21