van de cacaoboom die oorspronkelijk groeide in Midden-Amerika, tussen de rivieren de Orinoco in Venezuela en de Amazone in Brazilië. Vandaar is hij ver spreid over meerdere landen daaromheen en naar Azië (onder andere Indonesië) en Afrika. Ook in Suriname is hij ingevoerd en men neemt wel aan dat dit is gebeurd door Cornelis van Aersen, heer van Sommels- dijk, die in 1683 gouverneur van Suriname was geworden. Een cacaoboom kan tot 15 meter hoog groeien, maar men houdt de boom in het algemeen lager om de vruchten beter te kunnen plukken. Hoewel deze bomen oor spronkelijk in het wild voorkwamen, is men ze gaan planten op plantages. Na vijf jaar levert de boom zijn eerste vruchten op. Er kan twee keer per jaar geoogst worden en dat zijn per boom ongeveer driehonderd vruchten. De vrucht bestaat uit ongeveer dertig bonen; een boon bestaat uit vijf rijen zaden. De cacaoboom groeit op een schaduwrijke plaats en heeft bescherming nodig tegen te harde wind. De productie is nogal weersgevoelig en de opbrengst van de bonen is dan ook niet erg constant, wat resulteert in wisselende prijzen. De geplukte vruchten worden meteen opengehakt en de zaden worden in bak ken aan een gistingsproces onderworpen. Dit proces duurt één tot drie dagen, waar door de bittere smaak verdwijnt en het specifieke cacao-aroma ontstaat. Tevens verandert de kleur van wit in bruin. De zaden worden gewassen en in de open lucht of in drooghuizen door warme lucht gedroogd. Daarna worden de bonen gese lecteerd, verpakt in zakken van 60 tot 70 kilo en zijn ze klaar voor verscheping. Toen de Spanjaarden Mexico veroverden (1519), leerden ze, als eerste Europeanen, drank maken uit cacaobonen. In Mexico leefden de Azteken; zij kenden een hoge waarde toe aan de cacaoboom en zijn vruchten. De zaden golden als betaalmid del. Er was een compleet muntstelsel op gebaseerd. Ook kenden de Azteken een bovennatuurlijke kracht toe aan de voe dingswaarde van cacao. Het goddelijke element is nog herkenbaar in de naam theo (god) broma (spijs) die Linnaeus gaf aan de cacaoboon. De oude Mexicanen maakten op primitieve wijze 'chocolatl' van cacao (choco) en water (latl) en voegden er vaak maïsmeel aan toe of kruidenhaar met rode peper.2 Cacao in Zeeland Zeer waarschijnlijk is de kennis en het ge bruik van cacao vanuit Spanje via Frankrijk in de Nederlanden terechtgekomen. Men meent echter ook dat de Italiaan Antonio Carletti de eerste cacao uit West-lndië in Italië wist in te voeren en dat van hieruit het gebruik van chocolade zich heeft ver spreid over Midden- en Noord-Europa. Dat Zeeland een belangrijke rol heeft gespeeld in de cacaonijverheid, heeft een heel bijzondere oorzaak. In 1667 verovert een Zeeuwse vloot Suriname op de Engel sen. De rijke Zeeuw Cornelis van Aersen van Sommelsdijk bezit in 1683 een derde deel van de Sociëteit van Suriname, die vanaf dat jaar het bestuur van dit gebied op zich heeft genomen. Hij zet zich in voor de cacaoproductie. Verschillende planta ges behoren toe aan Zeeuwse families. Of men op al deze plantages cacao verbouwt, is niet duidelijk. Veel van deze cacao wordt vervoerd naar Middelburg en daar ook geveild. Het is dus geen wonder dat hier ook de chocolademolens ontstaan.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1998 | | pagina 6