genomen worden. De boer moest dorsver- gunningen aanvragen. De dorsopzichter van de C.C.D. kwam ze uitschrijven. De loondorser moest van elk product een dorsverklaring invullen in drievoud, met het precieze gewicht van de opbrengst. Eén verklaring ging naar het hoofdkantoor, één was voor de boer en één bleef er in het dorsboek. Het is wel duidelijk dat van die opgaaf geen zier klopte, want elke boer had zijn eigen mensen om aan een pakje graan te helpen voor aanvulling. Het was het groot ste leugenboek dat ik heb gekend en dat ik samen met de boeren heb moeten ondertekenen. Ik heb de boeren altijd vrijgelaten bij wat ze op de dorsvloer wilden invullen; de een deed meer dan de ander. Sporadisch kwam het voor dat een boer de dorsverkla ring precies wilde invullen en niets voor zichzelf durfde te houden, maar dan kwam zijn familie in opstand en met mijn advies werd het dan toch weer anders ingevuld. Zelf moest ik er een dubbele boekhouding op nahouden, een met de kilogrammen uit het dorsboek (leugenboek) waarvan ze de rekening kregen, en een boekhouding met de werkelijke kilogrammen. Het was natuurlijk van groot belang dat de C.C.D. het leugenboek niet in handen kreeg. Bij iedere loondorser ging dit wel zo in zijn werk. Ik heb wel eens gehoord dat bij een colle ga bij wie huiszoeking werd gedaan, een dergelijke boekhouding werd ontdekt. Dan sleepte je veel mensen in de ellende met je mee. Zelf had ik mijn boekhouding niet in huis, maar ergens onder een klamp draineerbuizen op het land. Onze harde guldens werden papier. Op den duur kon je er niet meer voor kopen dan wat de distributie toeliet. Er werd daar om veel ruilhandel gedreven. Boter, spek, tarwe, textiel waren gewilde artikelen. Respect De dorsmachine op de weg vormde een lange trein: de trekker voor de dorsmachi ne, daaraan gekoppeld de pers, dan de gereedschapswagen en daarachter de kolenkar. Het geheel was dan ruim twintig meter lang. Het transport ging gepaard met groot lawaai. Ook de Duitsers hadden respect voor de dorsmachine. Ik weet nog dat wij met onze sleep in een grote militaire oefening geraakten. Wij konden niet door een aan gebrachte versperring heen. Even een gesprekje met een van de officieren en de weg werd vrijgemaakt. Een andere keer kwamen we op een grote boerderij om te dorsen, maar een half uur voor we arriveerden was de dorsvloer in beslag genomen door een troep militairen om er te bivakkeren. Een gesprek met de commandant en de vloer werd ontruimd. Zaaigraan Jutezakken voor het graan waren ook schaars. Je moest er zuinig mee zijn. Je raakte ze gemakkelijk kwijt. Daarom had ik een groot merkblik gemaakt zodat op elke zak, van buiten én van binnen, mijn naam en woonplaats levensgroot te zien waren. Dat heeft eens mijn hele voorraad gered. Het was in de zomer van 1944. Mijn hof stee werd een mijnenveld, dat wil zeggen dat er palen werden geplant op de landerij en met luchtmijnen er bovenop. Wij moes ten evacueren, maar hadden nog wel de gelegenheid gehad om het land met graan in te zaaien. Toen het graan rijp was, kreeg ik vergunning om het te oogsten,

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1998 | | pagina 8