er vandaag nog een vijfde hoofdkleur
beneden ons te onderscheiden: het smet
teloze wit van het drogende wasgoed.
Overal witte vlekken tussen het groene
gras; het wasgoed op de bleekveldjes ach
ter de huizen en vrolijk wapperend in de
zachte lentewind, lange rijen wit wasgoed
aan de drooglijnen.
stadhuis. In het schoolgebouw, onder aan
de kerk, begint meester De Graaf de les.
Vanaf beneden bereiken ons weer andere
geluiden: het starten van een watervlieg
tuig in de monding van het kanaal en het
geluid van het verslepen van zware ijzeren
kettingen achter het tonnenmagazijn van
Van Beveren. Het roestbikken van boeien
Veere in vogelvlucht. (Rijksarchief in Zeeland,
KZGW, Zelandia lllustrata, prentbriefkaarten)
We wenden onze blik naar een andere
kant en zien diep beneden ons, in de
Oudestraat, de gemeentesecretaris en zijn
klerk in diep gesprek gewikkeld per fiets
op weg naar hun bureau op het stadhuis,
allebei keurig in het pak, zoals het ambte
naren betaamt.
Het carillon van de stadhuistoren tinkelt
wat krakkemikkig en haperend het wijsje
van half twee. De secretaris en zijn klerk
schuiven aan hun bureau op het statige
bij de smederij van Simon van der Hoofd.
Meindert Commelin bestelt zijn laatste
brieven en aan de overkant van het kanaal
bij het mijnenmagazijn op het marine
emplacement duwen marinemensen een
lorrie met munitie een kruitkelder in.
Leen Verlinde in zijn roodbaaien kiel, de
viskorf van gevlochten wilgentenen op de
rug, fietst over de Lange Dam; waarschijn
lijk is hij op weg om fuiken te gaan lichten
in de vest.
Achter in een tuin van een huis in de
Oudestraat zit met zijn rug tegen de oude,
verbrokkelde stadsmuur kunstschilder A.J.