de veeartsenijkundige dienst met: 'Wij heb ben de eer u mede te delen dat bij een koe van deze of gene mond- en klauwzeer is geconstateerd,' want die veeziekte kwam in dat voorjaar en die zomer veel voor. Ik vond niet dat het 'een eer' was dit mede te delen. Brieven aan een minister vermeldden altijd betreffende de vernieuwing van de bevol kingsregisters. Dit nieuwe stelsel, met de zogenaamde persoonskaarten, is in 1939 ingevoerd. Vooral in de maand november kwamen heel wat inwoners een bewijs van huis slachting halen, want velen hadden toen nog een varken. Die varkens hoefden voor als adres: 'Zijne Excellentie de Heer Minis ter'. Er waren nog geen vrouwelijke minis ters. Daarentegen werd boven de brieven niet vermeld 'Geachte...' De inrichting van de administratie was nog eenvoudig. De in een jaar ontvangen brie ven en de kopieën van verzonden exem plaren werden opgeborgen in mappen in een houten kist, die op een stoel bij de secretaris stond. Ook het bevolkingsregister was nog zeer primitief. Het zat in een kartonnen doos en bestond uit kartonnen kaarten. Voor elk gezin was een kaart met daarop de namen en verdere gegevens van de gezinsleden. Die kaarten waren met de hand geschre ven. Er waren echter al voorschriften Interieur van de secretarie in 1943. Op de rug gezien: K. Flipse, auteur van dit artikel. De andere persoon is Dieleman. (Collectie Flipse) het slachten niet gekeurd worden, maar er moest wel aangifte van worden gedaan en men kreeg daar een bewijs van. De slagers - er waren er verscheidene in de gemeente, waaronder enkele grossiers - deden eveneens op de secretarie aangif te van te slachten dieren, maar die dieren moesten wel gekeurd worden. De keur meester van de vleeskeuringsdienst Oost- kapelle, een gemeenschappelijke regeling van enkele gemeenten in het noorden van Walcheren, kwam dagelijks de aangiftebe- wijzen ophalen.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1999 | | pagina 9