Nieuwe uitgaven
'k heleze
van Rijnsburg was verplicht zoveel nonnen
boven het gewone getal op te nemen als
er uit de goederen van Hemelpoort zou
den kunnen onderhouden worden. Deze
hele overname schijnt niet te zijn doorge
gaan. Volgens een charter van 1 oktober
1317 werden de acht nonnen en de twee
novieten opgenomen door de Johannieter-
commanderij Kerkwerve (Sint Jan ten
Heere) bij Aagtekerke.
Zo kwam er een eind aan het enige bene-
dictinessenklooster dat Zeeland gekend
heeft. Volgens overlevering heeft het
gestaan op de plek waar nu de boerderij
Groot Werendijke ligt. Het enige dat van
daag de dag nog aan dit klooster herinnert
is deze uitdrukking en een straatnaam
bordje aan de weg tussen Meliskerke en
Zoutelande. Deze draagt de naam Blauw-
poortseweg. Ik vind het jammer dat niet
voor Hemelpoortseweg is gekozen.
F. van den Driest
Geraadpleegde boeken:
- RA. Henderikx, De Oudste bedelordekloos
ters in het graafschap Holland en Zeeland,
1977.
-R.C.H. Römer, Geschiedkundig overzigt van
de kloosters en abdijen in de voormalige graaf
schappen van Holland en Zeeland, 1S54.
Keur en klooster
Soms kan geschiedenis zo leuk zijn. Dan
lees je twee boeken die ogenschijnlijk
niets met elkaar te maken hebben, maar
toch voel je een verband. Dat overkwam
mij bij het lezen van de boeken die ik hier
bespreek.
J.G. Kruisheer schetst in zijn boek over het
ontstaan van de dertiende-eeuwse Zeeuw
se landkeuren een wereld van rivaliteit tus
sen de graven van Holland en Vlaanderen,
opportunistische ambachtsheren, opko
mende steden, (motte)kastelen en rid
ders... Dit allemaal neergelegd in een
reeks keuren (wetten) die de Hollandse
graven de wettelijke mogelijkheid gaven
het gebied in hun greep te krijgen en te
houden. De stadskeur van Middelburg van
1217 gaat voor een deel terug op een ver
drag uit 1167, in Brugge opgesteld, nadat
de graaf van Vlaanderen de graaf van Hol
land daartoe had gedwongen; de laatste
werd namelijk in gijzeling gehouden.
De uitgave van J. Dijkstra en M.J. de Haan
over de opgravingen in Middelburg naast
en achter het Van der Perrehuis, waarin
eind 1999 het nieuwe Zeeuws Archief
wordt ondergebracht, geeft een overlap
van die tijd te zien. De opgravingen heb
ben een periode van zo'n duizend jaar
blootgelegd, vanaf de negende-eeuwse
gracht van de ringwalburg tot recente
bewoning. Juist de periode van het ont
staan van het Minderbroedersklooster en
het Duitse Huis, tussen 1242 en voor
1317, geeft, samen met de door Kruisheer
behandelde periode, tussen 1167 en 1290,
een prachtig kijkje in die tijd. Voor een