de opgezeild, dan had men de voornaam ste opgave van de expeditie - het vernie len van de scheepswerven te Antwerpen - snel kunnen uitvoeren. Het Engelse opper bevel besliste echter anders. Eerst moest Vlissingen veroverd worden. Een inschat tingsfout die hen duur te staan zou komen. Vlissingen omsingeld Vlissingen werd geheel ingesloten. Van de Nolle tot de Zuidwatering lagen de Engel sen in de vorm van een halve maan om de stad. In de buurt van Souburg waren kam pementen met duizenden militairen en langs het hele front werden op schootsaf stand geschutsbatterijen aangelegd. Het stond echter vast dat generaal Monnée de vesting niet zomaar zou prijsgeven. In feite was de verdediging van Vlissingen gebaseerd op onderwaterzetting. Dit was het uitdrukkelijk voorschrift van Napoleon. Pas op 10 augustus nam generaal Mon née dit karwei serieus ter hand door de zeedijk ten oosten van Vlissingen door te steken. Gelukkig voor de Engelsen en de eilandbewoners was de wind naar het oos ten gedraaid zodat de toevoer van water maar gering was. Later steeg het water, maar toen waren de batterijen al in stelling gebracht. De Fransen hebben er overigens alles aan gedaan om de aanleg van die batterijen te voorkomen. Dag en nacht werd er vanaf de stadswallen hevig geschoten zonder dat het veel uithaalde. Ook deden de Fran sen zeker twaalf uitvallen, vooral op de rechtervleugel van de Engelsen bij de Nolle waar een zware batterij werd aange legd (dertien 24-ponders, zes mortieren en twee houwitsers). Op 7 augustus vond daar een kleine veld slag plaats. De Fransen gooiden 2.500 man verse troepen in de strijd die de avond tevoren nog uit Cadzand waren overgezet, ondanks de aanwezigheid van de Britse vloot op de Schelde. Ook zij zagen geen kans de Engelse linies te doorbreken. Bij dit treffen verloren de Fransen zevenhonderd man (doden, gewonden en vermisten) terwijl de Engel sen 180 man kwijtraakten. Na deze mislukte uitval was het lot van Vlissingen definitief bezegeld. Aan een bombardement viel niet meer te ontkomen. Een smeekbede voor een vrije aftocht van vrouwen en kinderen naar Middelburg werd door de Franse generaal hooghartig afgewezen: "Als ik het kan doorstaan, moeten zij dat ook maar kunnen." Op zondagmiddag 12 augustus brak de hel los. Een voor die tijd ongekend zwaar bombardement dat met tussenpozen tot dinsdagmorgen aanhield, teisterde de stad enorm. Zowel vanaf zee als van de land zijde werd de stad bestookt. Niet minder dan achthonderd longrave-rockets zetten het ene huis na het andere in brand. Het eerste publieke gebouw dat in vlammen opging, was de Oostkerk bij het Dok. De kerk werd gevolgd door de Franse kerk op de Peperdijk. Een compagnie pompiers (brandweerlieden) die uit vier afdelingen bestond maar slechts over één brandspuit beschikte, heeft met groot gevaar voor eigen leven veel branden geblust. Ze kon den helaas niet voorkomen dat ook het prachtige stadhuis op de Grote Markt een prooi der vlammen werd. Veel burgers hadden hier hun toevlucht gezocht in de veronderstelling dat het er veilig was. Treurig was het ook gesteld met het Gast- of Armenhuis in de Koestraat, waar 230 kogels en bommen insloegen. Dertien woninkjes der proveniers en het verblijf der

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1999 | | pagina 24