lijke ideeën over het moment waarop man nen en vrouwen rijp werden geacht voor het huwelijk. De leeftijd waarop men dien de te trouwen was bepaald tussen het twintigste en dertigste levensjaar. Te vroe ge' huwelijken werden te gevaarlijk geacht voor de gezondheid van man en vrouw, terwijl 'te late' huwelijken als onnatuurlijk of onzedelijk werden beschouwd. Huwelijks kandidaten dienden in staat te zijn zelf standig de kost voor het gezin te verdie nen en hun persoonlijkheid en karakter dienden gevormd te zijn. Dit waren min of meer de criteria voor de volwassenheid. Pas als men aan deze criteria had vol daan, kon men zich een huwelijk veroor loven. Tegelijk betekende dit dat de huwe lijksleeftijd flexibel was. De hogere burgerij en de boeren trouwden later dan het gemiddelde (28 jaar voor de mannen en 25 voor de vrouwen), terwijl de geschoolde en ongeschoolde arbeiders iets vroeger trouwden (mannen 26, vrou wen 24). In het algemeen huwden mensen wanneer zij een levensstandaard voor hun gezin konden realiseren die overeenkwam met wat zij van huis uit gewend waren. Pas als je een gezin kon onderhouden, ging het stoplicht op groen. Mannen uit de elite moesten niet alleen langer studeren voor zij de gewenste positie hadden bereikt, maar er moest ook nog een tijd verdiend en gespaard worden. Ook bij de boeren kon het wachten op het erfdeel ertoe leiden dat het huwelijk uitgesteld werd. Materiële omstandigheden speelden dus een belangrijke rol bij de leeftijd waar op men trouwde. Toch werd het lange wachten van de hogere klassen voordat men een huwelijk kon aangaan niet altijd positief beoordeeld. De arts N.B. Donkersloot verzuchtte hier over: "Men wikt en weegt, men cijfert en vergelijkt, zoolang, tot de kiem der harts- togt langzamerhand in de wortel eener koude berekening ontaard is." Dit gold ook voor het winkel- en kantoor personeel. De aanvangssalarissen van deze werknemers waren zo laag dat zij jaren moesten sparen. De meesten had den voor ze uiteindelijk in het huwelijk kon den treden een langdurige verlovingstijd achter de rug. Ook de militaire dienstplicht werkte vertra gend op de huwelijkssluiting. Het was aan dienstplichtigen beneden de veertig jaar niet toegestaan in het huwelijk te treden voordat zij aan de verplichtingen van de dienstplichtwet, hetzij door dienstvervul ling, hetzij door vrijstelling, afkeuring of plaatsvervanging hadden voldaan. Een maal onder de wapenen moesten dienst plichtigen indien zij wilden trouwen, toe stemming vragen aan hun commandant. De arbeidersklasse trouwde veel roeke lozer. De armoede was groot en de verke- ringstijd was kort. Ondanks de bezorgd heid van politici en economen over dit ver schijnsel, bleef dit gedrag hardnekkig standhouden. De econoom O.G. Heldring verwoordde dat heel treffend: "Konde men de armen slechts zoo ver brengen, dat zij bedachten, wat het kosten moet om getrouwd zijnde door de wereld te komen, zij zoude nadenkend worden. Maar de meeste arme huisgezinnen zijn zoo wild, zoo onverstandig, zoo ligtzinnig, dat er vol strekt geen nadenken, geen bedaard over wegen van eene zaak in gevonden wordt." Hij zei ook dat het huwelijk voor deze mensen een gevaarlijke onderneming was. Er werd zelfs een verband gelegd tussen armoede en te vroeg trouwen. Maar aan de andere kant stimuleerde de

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1999 | | pagina 22