het gat paste, afgesloten. Onder de ope ning stond een kleinere houten bak of metalen emmer. Deze werd de beerbak genoemd. Beer is een Nederlands woord voor menselijke uitwerpselen. De beerbak werd regelmatig geleegd op de mestput en de beer werd afgedekt met een laag dier lijke mest. Het weghalen en terugzetten van de beerbak was mogelijk omdat de bovenkant van de hou ten bak demontabel was. Het legen van de beerbak werd 'd'n beer snieë' genoemd. Wie geen mestput had, kon iemand tegen een kleine vergoeding inhuren. Iemand die daar zijn werk van maakte, werd 'n stille veger of 'n karreman genoemd. Ook in de steden was 'n stille veger of karreman geen onbe kend persoon. Het ophalen van het vuil en het legen van de beerbakken werd in de steden verpacht door het stadsbestuur. Zo was in Veere de smidsknecht Adriaan Johan nes Vogel van 1851 tot 1855 pachter van "het regt tot het ophalen der haardasch en vuilnis alsmede het regt tot het ruimen der privaten en het vervoeren der daaruit komende mestspe- ciën." De pachtprijs bedroeg twintig gulden per jaar. Arnemuiden verpachtte het ophalen van de vuilnis en de beer ook. In 1870 was J. van de Broeke in deze plaats de karreman. Eind december 1875 iiep zijn contract af. Hij stond bekend als een goed en ijverig karreman over wie nooit enige klacht omtrent zijn werk was binnengeko men. In het belang van de openbare reini- Het toilet was een klein vertrek, dat meest al losstond van het huis. Maakte het toilet wel deel uit van de woning, dan was het nooit langs binnen te bereiken. De deur zat altijd aan de buitenkant. De bewoners van het platteland van Wal cheren noemden het toilet 't 'uusje, de beste kaemer, 't gemak of nummer 't Uusje, de beste kaemer, 't gemak of nummer 'onderd. (Tek. J.J. de Visser, Serooskerke 1999) 'onderd. In het vertrek was een houten bak gemaakt. In de bovenkant van deze bak zat een rond gat waarop men kon zitten. De opening werd met een deksel, dat in

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1999 | | pagina 37