ging en de mestverzameling in de gemeente werd verlenging van zijn con tract op prijs gesteld. In 1879 was hij nog steeds karreman. In dat jaar maakte hij het gemeentebestuur erop attent dat er wel vijf a zes karren per week aan beer werd ver zameld. De hoeveelheid vuilnis was bij lange na niet voldoende om de beer af te dekken. In mei 1880 werd in Middelburg dit soort werkzaamheden verpacht voor zeven jaar. De verpachting bracht toen 1.850,- per jaar op. Te Vlissingen bedroegen de onkosten in 1880 aan de mestverzameling 3.949,-. De beer werd in deze plaats verkocht voor drie cent per emmer (tien liter). Het archief van de Zeeuwse Landbouw Maatschappij vermeldt dat omstreeks 1880 vijf a zes cent per emmer (tien liter) werd betaald. Het afvoeren van de beer in Arnemuiden gaf in f871 problemen. De vaste heer schipper T. de Wit kwam niet opdagen. Het gerucht ging dat er voor de beer geen aftrek meer was. Er werd besloten de beer dan maar weg te geven of gedeelten op de gemeentelijke mestvaalt te gooien. In 1872 mocht landbouwer Johannis Crucq de beer weghalen. In de meeste gemeenten mocht de stille veger of karreman de beer uit hygiënisch oogpunt niet overdag vervoeren. In Veere werd bepaald dat de stille veger in de zomermaanden pas om elf uur 's avonds met zijn werkzaamheden mocht beginnen. In de winter was dit een uur eerder toege staan. Ook uit het hierbij afgedrukt gedicht blijkt dat het werk 's avonds en 's nachts gedaan werd. In 1808 verscheen het rapport Historie van de opzameling der meststoffen in de voor naamste steden en plaatsen van het Koninkrijk. Voor Zeeland werd aangete kend dat genoemde meststoffen in de dor pen werden verzameld en aangewend voor de (Zeeuwse) landbouw. Dit was niet van toepassing op de voornaamste steden van Walcheren, Veere, Middelburg, Vlissin gen en Arnemuiden. Zo vervoerde Veere zijn straatvuil en beer in die tijd naar Ossendrecht. De grootste producent van mest was Middelburg. Deze stad produ ceerde jaarlijks 400 last as en 1.500 last straatmest, inclusief beer. (Ik ga ervanuit dat met een last een scheepslast wordt bedoeld. Een scheepslast is twee ton.) Dit komt neer op 800 ton as en 3.000 ton mest per jaar. Middelburg verkocht de mest aan vaste afnemers in Brabant. Vlis singen leverde aan België. Waar heer schipper De Wit vóór 1871 zijn lading uit Arnemuiden naar toebracht is niet bekend. Het zal in ieder geval naar een plek buiten Walcheren zijn geweest, anders was het niet per schip vervoerd. In 1822 verscheen bij de Middelburgse uit gever C. Jongkindt een dichtbundel van de in Middelburg geboren Marinus Cornelis Paspoort van Grijpskerke (1797-1874). De dichtbundel Mijne uitspanning in ledige uren bevat een gedicht 'Wie is dat?' De dichter laat de lezer raden om welk beroep het in zijn gedicht gaat. Volgens mij is er geen twijfel mogelijk: het gaat hier om 'n stille veger of karreman. Hoewel Paspoort Middelburg niet noemt in zijn gedicht, denk ik toch dat hij deze stad op het oog heeft gehad. Veel van zijn gedichten uit deze bundel spelen zich af op Walcheren. Hij heeft er tenslotte het grootste deel van zijn leven doorgebracht. Ik maak uit dit gedicht op dat het wonder goedje werd verzameld in een kuip die op een slee stond. Een slee was een voertuig

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1999 | | pagina 38