waarvan de zijkanten aan de onderkant waren beslagen met zware ijzers. Het voertuig werd door een of twee paarden, als een arrenslee, over de stenen voortge trokken. Op een achttiende-eeuwse gravu re van 't Westindisch Huis in de Lange Delft te Middelburg komt een slee voor. Ik vermoed dat de slee uit het gedicht van werd in deze plaats een nieuwe beerkar aangeschaft. De naam stille veger is (denk ik) als volgt te verklaren. Zijn werkzaamheden vonden in de stille uurtjes plaats en hij fungeerde als opruimer, veger van het toilet. In de algemene ledenvergadering van de Zeeuwse Landbouw Maatschappij van 14 Wie is dat? De Man, die op den klaren dag Zijn handwerk nooit verrigten mag, Maar eerst des avonds ('t is wat raars) Bij 't licht der maan of bij een kaars, Als iedereen ter ruste gaat, Aan zijn beroep de handen slaat. De Man, die in een wonder goed Gedurig graaft, gedurig wroet, En, 't geen hij in zijn kuip vergaart, Nooit tot den and'ren morgen spaart, Maar daad'lijk, als een rijke buit, Schier in triumf naar elders kruit. De Man, die schoon hij paarden houdt, Zich nimmer in een koets vertrouwd, Maar, 't zij hij rijdt langs gracht of straat, Gestadig naast een slede gaat. De Man, die zeker en gewis In geene Stad te missen is, En, door het oeffnen van zijn pligt, Zoo hutten als hotels verligt, De Man, maar neen, dat ik hier zwijg, Eer laffe taal mijn pen ontzijg, Daar ieder toch van dezen Man Het ambacht ligt'lijk raden kan. Een slede. Detail van de achttiende-eeuwse kopergravure 't West-Indische huis te Middel burg. (Rijksarchief in Zeeland, Zelandia Illu- strata deel II nr. 464) Paspoort er net zo heeft uitgezien. De naam karreman doet vermoeden dat er met een kar (met daarop een kuip) werd gereden. Dit was ook het geval in Arne- muiden. In 1879 verzamelde de karreman vijf a zes karren beer per week. In 1900 juni 1864 kwam het verzamelen en benut ten van straatvuil en beer uit de steden van ons land en de behoefte aan mest als agendapunt voor. Er werd in deze verga dering op gewezen dat door het rioolstel sel kostbare mest voor de Zeeuwse land-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1999 | | pagina 39