broer Huib was gemobiliseerd bij de mari
ne en in Veere gelegerd. Hij kreeg het bij
de autoriteiten voor elkaar dat we naar
Kamperland konden. Want eigenlijk had
den ze ons verder willen doorsturen."
Aanvankelijk ging de beurt- en binnenvaart
onder de bezetter nog gewoon door. Maar
eind 1940 kwam er een tekort aan olie en
moesten de schepen gesleept worden. Dat
gebeurde met maximaal tien tegelijk. Er
werd een konvooi- en meldsysteem ont
wikkeld en vijf sleepboten werden met de
organisatie belast. Er werd alleen gesleept
over de Oosterschelde naar Rotterdam via
Dordrecht en terug. Over de Westerschel-
de en de 'kleinere' Zeeuwse wateren moest
op eigen kracht gevaren worden. Hiervoor
kregen de schippers een olierantsoen.
De 'Walcheren II' kreeg alsnog haar portie
toen ze in 1944, vlak na Dolle Dinsdag,
door granaatscherven werd getroffen. In
half afgezonken toestand heeft ze tot na
de bevrijding aan de Bierkaai gelegen.
Kees: "Ik woonde toen zelf aan de Bierkaai
en iedere keer met laag water - de dijken
waren immers doorgestoken - ging ik
erheen om de motor te smeren en te tor
nen. Er zaten ongeveer zeventig gaten in
het schip. Ik heb ze zelf geteld."
De teloorgang
Na de oorlog werd de draad al spoedig
weer opgepikt. Omdat veel infrastructuur
verwoest was, brak er voor de meeste
beurtschippers een drukke tijd aan.
De opleving was echter van korte duur,
want de vrachtwagen won steeds meer
terrein. In de jaren vijftig legden de meeste
beurtschippers die voornamelijk vanuit de
kleinere plaatsen voeren het bijltje erbij
neer.
De beurtschippers vanuit de grotere plaat
sen hielden het nog vol tot in de jaren
zestig. Zo voeren er in Zeeland in 1962
nog zeven beurtschippers op Rotterdam:
de gebroeders Vermeulen vanuit Middel
burg, Klaassen en Bondewel vanuit Bres-
kens, Balnikker en Jonkman vanuit Ter-
neuzen en Ribbens vanuit Zierikzee.
Bondewel en Klaassen redden het nog tot
rond 1970. Bondewel kan met recht de
laatste beurtschipper in Zeeland genoemd
worden.
Middelburg-Antwerpen
Stamvader Jacob Vermeulen had nog een
zoon, Pieter (1851). Hij startte omstreeks
1875 vanuit Middelburg met een houten
zeilscheepje een beurtdienst op Antwer
pen. Over dit scheepje is niets bekend.
Wel is bekend dat Pieter in 1892 op de
werf van de Wed. Duyvendijk in Papen-
drecht de zeilklipper 'Maria Hendrika' liet
bouwen. Dit schip, dat vernoemd werd
naar zijn vrouw Maria Hendrika Kegge,
was een van de eerste stalen zeilklippers.
Spanten, dekken en roef waren van ijzer,
maar de huid was van staal.
Pieter Vermeulen had drie zoons, Jacob
(1876), Pieter (1878) en Andries (1882),
die allen in hun vaders voetsporen traden.
Jacob voer met de klipper 'Avontuur' op
Antwerpen. Van hem zijn enige journalen
bewaard gebleven die een duidelijk beeld
geven van zijn leven als beurtschipper en
later als bevrachter. In 1915 liet hij bij de
scheepswerf Boot te Alphen aan den Rijn
een motorschip bouwen, maar waarschijn
lijk vanwege de oorlog van 1914-'18 heeft
hij met dit schip nooit op Antwerpen geva
ren. Dit motorschip - ook weer een 'Avon
tuur' - was het tweede schip in Nederland
met een 'Industrie'-motor.
Jacob verzette de bakens en ging de parti-