gemeente te Meliskerke. Deze wat geslo
ten en stuurse man was zeer begaafd en
bezat een uitgebreide bibliotheek. Hij zal
ongetwijfeld invloed hebben uitgeoefend
op de denkwereld van zijn kleinzoon.
Op tienjarige leeftijd verhuisde Jan Vader
naar de wagenmakerij van zijn ouders op
Oostkapelle. Aanvankelijk had hij het als
vreemde eend in de bijt, zowel in het gezin
als op school, niet gemakkelijk. Geleidelijk
echter werd hij geaccepteerd, onder meer
omdat zijn rijke fantasie bij het bedenken
van spelletjes zijn medeleerlingen aan
sprak. Op de Zondagsschool van juffrouw
Lantsheer maakte hij kennis met een wat
vriendelijker God dan hij tot dan toe in de
Ledeboeriaanse sfeer had ontmoet.
Na beëindiging van de lagere school
besliste zijn vader dat Jan in de wagenma
kerij moest komen werken. Hij heeft zich
geschikt, maar zich in het bedrijf nooit
thuis gevoeld, ofschoon hij een goed vak
man was.
In 1899 trad Jan Vader in het huwelijk met
Adriana Midavaine. Zij kregen een zoon
Cornelis (gestorven in 1983) en een doch
ter Santje (gestorven in 1933), die artistiek
zeer begaafd was. Adriana stierf op 25
april 1920, een dag nadat haar kort daar
voor geboren zoon Willem was overleden.
In 1921 hertrouwde Jan met Jacoba
Schoe. Uit dit huwelijk werden zes kinde
ren geboren, van wie Wim de vierde was.
Het echtpaar verliet de wagenmakerij en
vestigde zich in Middelburg, waar een
woning aan de Oude Vlissingseweg werd
betrokken. Jan verdiende de kost met het
onderhoud van tuinen en legde bij zijn huis
een prachtige bloemenhof aan. Door zijn
werk leerde hij veel mensen kennen. Zo
kwam hij onder andere in contact met P.J.
Bouman, toen leraar aan de Rijks-H.B.s.,
later hoogleraar in Groningen. Zij zijn hun
verdere leven bevriend gebleven.
In de periode tussen de wereldoorlogen
werd Jan Vader tijdelijk beïnvloed door de
antroposofie. Zijn dochter Santje bezocht
de Vrije School van deze beweging in Den
Haag.
In mei 1940 werd de woning aan de Oude
Vlissingseweg verwoest, doordat voor het
huis een Franse munitiewagen ontplofte.
Het gezin vestigde zich na enige omzwer
vingen in een woning aan de Noordweg.
Hieruit werd het in 1944 door het water
verdreven. Na de oorlog woonde de fami
lie in de Lange Geere.
Jan Vader hield in 1945 - hij was toen 70
jaar - op met tuinieren en ging zich geheel
wijden aan het schrijven van romans. Hier
voor vond hij echter geen uitgever, zodat
hij zich vanaf 1950 voornamelijk ging toe
leggen op verhalen over de Walcherse
folklore en essays over een veelheid van
onderwerpen. Zijn eerste publicatie was
Oud Walcheren (1950), dat in 1965 werd
herdrukt. Als uitgaven van Het Nederlands
Openluchtmuseum verschenen De
Wagenmakerij op Walcheren (1961) en
Een Oud-Walcherse Boerderij (1963,
1967). Het grootste deel van zijn werk
werd gepubliceerd in Nederlands Volksle
ven en handelde vooral over de verdwe
nen wereld van zijn jeugd. Voor onze ken
nis van het Walcherse leven omstreeks de
eeuwwisseling zijn zijn verhalen van
onschatbare betekenis.
In de zomer van 1965 besloot Jan Vader,
die inmiddels 90 jaar was geworden, met
schrijven te stoppen. Na een val in februari
1966 overleed hij op 20 maart van dat jaar
op 91-jarige leeftijd. Zijn vrouw Jacoba
overleefde hem nog tien jaar.
Een man, rijk van geest, die zijn gehele