Boven de onderdeur hangen wil zeggen
dat er in de tijd van de bazin werd gekletst
in plaats van gewerkt. Niet elke boerin kon
dit waarderen.
Moe je dat onderdeurtje noe is zie!
Hiermee wordt spottend iemand bedoeld
die amper boven een onderdeur uitkomt.
Een klein persoon dus.
Onderdeurtje rieë en Deurtje binde
Dit waren twee (ondeugende) spelletjes
voor jongens. Bij onderdeurtje rieë moest
een van de jongens bovenop de onder
deur gaan zitten met aan elke zijde een
been. De ander zwaaide de onderdeur met
kracht dicht. Hoe harder het ging hoe meer
plezier ze hadden. Het was de kunst erop
te blijven zitten. In de regel hadden vader
en moeder minder plezier als zij zagen
hoe er met de deur werd gesmeten. Verf
en houtwerk kregen het zwaar te verduren.
Een afstraffing met de bioke (een muil met
houten zool die door de boerinnen werd
gedragen) of een Spaans rietje, dat altijd
aan de binnenkant van de deur voor de
pak lag, of gewoon met de hand, was dan
meestal het gevolg.
Jan Vader vermeldt dat zijn vriendje en hij
eens opgingen in dit spel. Zijn vriend zat
bovenop de onderdeur en Jan gooide de
deur open en dicht. Opeens verscheen de
vader van de jolige ridder. Hij sleurde hem
van de onderdeur af. "Zö, zö, zö, deurtje
rieë Di zumme je gatje mè is vö ver-
waerme. Laet je broek mer is zakke, dan
kan vaoder je'n bloten bris is flienk onder
'anden neme." En inderdaad, na de
afstraffing gloeide zijn achterwerk. Voorlo
pig werd het spelletje niet meer gespeeld.
Bij deurtje binde werden de deuren van
twee dicht tegenover elkaar gelegen
woningen stevig met een touw aan elkaar
gebonden. Het gevolg was dat de naar
binnen draaiende deuren niet open kon
den. Op veilige afstand wachtten de
daders de gevolgen af. De gedupeerden
waren genoodzaakt om door raam of ach
terdeur naar buiten te komen om zo het
touw los te maken. In de regel ging dit
gepaard met luide verwensingen aan het
adres van de daders. Hoe bozer de
getroffenen, hoe meer lol de daders had
den. Dit spel werd gespeeld als het al don
ker begon te worden.
Een nadeel was dat het touw meestal voor
de gedupeerde achterbleef. Van de jonge
lui waren er niet veel die het riskeerden
het touw weg te halen voordat het raam of
de achterdeur openging.
Frans van den Driest
Geraadpleegde literatuur:
- P.H. van den Heuvel, 'Keur uit de werken
van Jacob Cats', 1852.
- J. Vader, 'Vijftig jongensspelen', in: Neer-
lands Volksleven, lente 1964.
-]. Vader, 'Een Oud-Walcherse boerderij', 2e
druk 1964.
- Werkgroep Historie en Archeologie, 'Visies
op Jacob Cats en zijn tijd', 1978.