onder één geroert tot een zalve en daar
mee strijken is zeer goedt."
"Voor menschen, die een kwaa keele heb
ben. Neemt een stoop reegenwater, doet
daar in 2 a 3 geele peen, nog voor een
alve stuiver zoethoudt, gemaale of heel en
al. Een alf Ib vijgen of rozijnen en een alve
stuiver genekawortel. Men zegt er is niet
beter voor een kwaa keele. Daar meede
gegurchelt, probatum."
"Nog voor menschen tegen een kwaa
keele. Neemt regenwater met abrijmonie
en met zwarte braam blaaren, van elks
een handvol en met wat vijgen en wat
zoethoudt en wat gepelde gerste of gord.
Dit gekookt en door een doek gedaan,
daar meede gegurcheld. Probatum."
"Remedie voor schordigheid [schor zijn].
Neemt voor 2 stuivers solfer en 1 stuiver
ge[...]engeber tot poer [poeder gestampt]
en een stuiver olie van bajen en een vie
rendeel vuile booter en maakt dat warm en
roert dat onder één en daar meede
gestreeke. Maar gij stinkt braaf."
"Voor menschen die een vallinge hebbe.
Ten eerste neemt ruyt uit de dulve [sloot]
met vuile booter te zaamen daar opgelegt
is zeer goedt."
"Nog een remedie voor menschen, die met
winden gekwelt zijn. Neemt 2 handtvollen
eijkene blaaren, gekookt met een kanne
bier, dat op de helft door een doek
gedaan, warm gedronke, voor dat maal
niet gegete [voor het innemen niet eerst
gaan eten]."
"Nog voor menschen tegen winden in 't lijf
of kolijk in den buik. Neemt een kruinoote,
neemt een graauw papier, maakt het nat,
wind de noote daarin. Legt die in den gloe-
jen aschen, brandt die, als die gebrand is,
raspt of klopt die kleen en neemt wijn of
bier of melk, maakt dat warm, doet die
noote daar in, dat gedronke. Probatum."
"Voor een mensch die schuurbuuk in de
tanden heeft. Neemt voor 2 stuivers sem-
perwelle, zet dat te weeken op geneever of
brandewijn. Het tandvlees hiermeede
gevreeve. Gij moet het niet doorzwelge
[doorslikken]."
"Ik hebbe wel eens ooren zegge, dat als
iemand zig gebrand heeft aan de hand of
vinger, men een aardappel scheld. Den
aardappel moet gij schrabbe en van dat
schrabsel maakt gij een plaaster [pleister]
en legt het daarop."
"Een remedie voor longtering. Neemt een
pint oud bruin bier, voor 10 centen blaa-
deren van longkruid Pulmonaria Maculosa
of Latifolia, voor 10 centen witte honig en
een handvol tarwezemelen. Dit alles teza
men in een nieuwe aarde pot gedaan.
Goed toegedekt op het vuur gezet, dan tot
op de helft gekookt, afgezet, koel zijnde
werd alles door een fijnen linnedoek
gedaan en het zuiver afgietsel in een fles
gedaan. Daar van moet de lijder drinken
zoo dikwils als hij dorst heeft."
"Gedaan en goedbevonde en doorgekome.
Hugo Brasser 1830."
Tot zover een greep uit de remedies van
vader en zoon Brasser.
Ook Jan Vader noemt in Neerlands Volks
leven (1964) een aantal remedies. De lief
hebbers kunnen daar nuttige tips opdoen.
Ten slotte twee huismiddeltjes voor een en
dezelfde kwaal. Als er geen sprake is van
de poeper open maar van een moeilijke
stoelgang, dan neme men twee eetlepels
oud lijnzaad. Dit op een liter water zo lang
laten koken tot het slijmerig is geworden
en elk uur een eetlepel ervan warm inne
men. Of driemaal per dag een bord karne-
melkse pap nuttigen.