tenplaats Elzenoord bij Vrouwenpolder gemaakt door Massool, die verschillende buitenplaatsen op Walcheren landmeet kundig heeft opgenomen. Een tweede bron vormen de archieven, bij voorbeeld familiearchieven, notariële en waterschapsarchieven en boedelbeschrij vingen. Dan is er de Middelburgsche Courant, met advertenties ten aanzien van verkoop of verbouw en sloop. En er zijn natuurlijk boekwerken zoals de Speculum Zelandiae (1662), de Walcherse Arkadia van Gargon (1715), de Tegen woordige Staat der Vereenigde Nederlan den, Zeeland Man Tirion (1751) en de Cro- nijk van Zeeland van Smallegange (1696). Tekeningen van buitenplaatsen zijn ook nog volop te vinden. In het Zeeuws Archief in Middelburg bevindt zich de historisch- topografische atlas van het Zeeuws Genootschap, de Zelandla lllustrata, dat wil zeggen 'Zeeland in beeld'. In deze atlas bevinden zich tekeningen van Jan Arends (1738-1805), een Dordts tekenaar die van 1770 tot 1787 op Walcheren heeft gewerkt. Hij heeft tekeningen van buitenplaatsen gemaakt in hun glorietijd. Soms meer dan tien tekeningen, waarop het huis en het park van verschillende kanten worden weergegeven. Waarom waren er zoveel buitenplaatsen op Walcheren? Aan het einde van de zeventiende en in de achttiende eeuw wer den maatschappelijke verschillen niet ver doezeld maar juist geaccentueerd. Levens stijl gaf maatschappelijke status weer en een buitenplaats werd een statussymbool. In de Nederlanden ontstond eind zeven tiende eeuw de rage de zomer buiten door te brengen. Om hieraan mee te kunnen doen, moest men over geld beschikken. Op Walcheren was veel geld verdiend door de Verenigde Oost-Indische Compagnie, de West-Indische Compagnie en de Com mercie Compagnie. Op Walcheren woonde een relatief kleine groep patriciërs die onderling trouwden, waardoor hun gelde lijke middelen en bezittingen binnen die groep bleven. Een prettige bijkomstigheid van het bezit van een buitenplaats was de mogelijkheid tot het ontvluchten van de stad. Men kon genieten van de rust van het platteland na de drukke werkzaamheden, er was frisse lucht en men had ruimte om te tuinieren, iets wat in de stad vaak niet mogelijk was. Een plaats geschikt voor een buitenplaats moest aan de volgende criteria voldoen: een goede ligging en vruchtbare grond. De eerste buitenplaatsen waren gesitueerd langs de uitvalswegen uit de stad. Toen de wegen op het platteland van Walcheren beter werden en het bezit van een rijtuig algemener werd, ging men verder het eiland op. Een buitenplaats was een statussymbool en moest dus gezien kunnen worden. Van daar de concentratie langs drukke wegen. De wegen werden aangelegd op de kreek ruggen en vooral die in de omgeving tus sen Vrouwenpolder en Domburg waren in bodemkundig opzicht zeer geschikt voor de aanleg van buitenplaatsen met hun bij behorende tuinen. Voor een deel waren buitenplaatsen van oorsprong kastelen, bijvoorbeeld Westhove en Ter Hooge. Een ander deel kwam voort uit vroeger geestelijk bezit, bijvoorbeeld Soetendaele, Munnikenhof, Rijnsburg en Waterlooswerve. De kloosters op Walche ren waren na de overgang van Walcheren naar de Prins van Oranje in 1574 geconfis queerd en verkocht. De meeste buiten-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2000 | | pagina 44