plaatsen zijn echter voortgekomen uit
boerderijen. In eerste instantie hadden
rijke kooplieden en patriciërs een boerderij
gekocht uit commercieel oogpunt.
Toen de tweede woning pas in de mode
was, waren de stedelijke eigenaren tevre
den als ze in de verpachte boerderij
slechts een vertrek, de zogenaamde Heer
verhouding van de mens tot de natuur, de
sociale omstandigheden en het klimaat.
Ten opzichte van buitenlandse tuinen zijn
de Nederlandse kleinschaliger, met een
rijkere beplanting en hun ligging in het pol
derlandschap. Bovendien waren de Hollan
ders kooplieden, die vonden dat hun tuin
iets moest opbrengen, waardoor veel
schapskamer, tot hun beschikking hadden.
Met de stijging van de welvaart namen de
eisen van de eigenaren toe en wenste
men meer gerief en ruimte. De eigenaar
wilde het gehele woonhuis tot zijn beschik
king hebben of bouwde een nieuw onder
komen in de vorm van een boerenhofstede
in Vlaamse renaissancestijl.
De tuinen waren onlosmakelijk met de bui
tenhuizen verbonden. De aanleg van tui
nen is door de eeuwen heen gewijzigd.
Drie factoren waren daarbij van belang: de
Buitenplaats Nieuzuhove bij Sint Laurens, ach
terzijde. Tekening in sepia door Th. Verrijk,
achttiende eeuw. (Zeeuws Archief, Zeeuws
Genootschap, Zelandia lllustrata deel II, nr.
988b)
moestuinen, boomgaarden en hakbosjes
worden aangetroffen.
De volgende stijlen kunnen worden onder
scheiden in de volgende perioden:
- 1500-1650, renaissancetuinen. Deze
bestaan uit een complex vierkanten en