Kakelaar en Tommersijn Veere was nog rijker aan werven dan gedacht Onder de veelbelovende kop 'Veere was rijk aan werven' schreef Toon Franken in de rubriek 'Even omzien' in de PZC van 5 april 2000 een artikel over Veerse werven. Helaas bleek dat de heer Franken in dit verhaaltje nauwelijks meer informatie gaf dan hij al gedaan had in zijn in 1996 ver schenen boek Scheepswerven in Zeeland. Hij beperkte zich dan ook tot de nieuw te bouwen houtwerf, de admiraliteitswerf en de werf die Leendert van der Staal in 1871 vanuit Middelburg naar Veere verplaatste en waaraan de naam van het restaurant D' Ouwe Werf ons nog herinnert. De stad Veere was echter rijker aan wer ven dan de heer Franken aangeeft. Enkele eeuwen lang bestonden er naast de admi raliteitswerf ook nog de Groote Scheeps timmerwerf en enkele andere kleine parti culiere werfjes, waarover in dit artikel meer. Scheepstimmerlieden in de Middeleeuwen Veere is in de dertiende eeuw ontstaan aan het water en dankzij de aanwezigheid van dit water en het verplaatsen van de Schotse wolstapel naar deze stad groeide Veere uit tot een van de belangrijkste havensteden van Zeeland. De grote activi teit in de haven bracht met zich mee dat er schepen met averij binnenliepen en dat er ook vraag naar nieuwe vaartuigen kwam. Gevolg was dat er zich in de loop van de tijd enige scheepstimmerlieden in Veere vestigden. Over de vroegste periode van scheepsbouw en -herstel is niet zo veel bekend en het heeft in Veere lang geduurd voordat deze ambachtslieden zich in een gilde verenigden. Dit gebeurde in 1520 en de Veerse heer Adolf van Bourgondië ver leende hun toen de eerste giidebrief, te vergelijken met een collectieve arbeids overeenkomst nu. Voor die tijd hadden de scheepstimmerlieden van vroegere heren brieven ontvangen met daarin puntsgewijs de zaken waaraan ze zich moesten houden. In de Middeleeuwen beschikte ieder gilde over een eigen kapel, die ze zelf onderhiel den. Men kwam er bij elkaar, droeg er mis sen op en in sommige gevallen oefende men er zijn ambacht uit. De kapel van de scheepstimmerlieden in Veere was gewijd aan hun schutspatroon Sint Joseph en bevond zich in het zuidertransept van de Grote Kerk. Nadat het protestantisme in Veere zijn intrede had gedaan, werd in 1584 de giidebrief door het stadsbestuur gewijzigd en gezuiverd van katholieke ele menten. Vergaderen deed men in de stadsgildekamer, waarvoor jaarlijks een pond Vlaams (zes gulden) betaald moest worden. In deze tijd lag er een werf naast de War- wijcksepoort. In 1575 heeft men van stads wege een onbewoond huis dat op deze werf stond, afgebroken en de stenen gebruikt voor de restauratie van het oude molenaarshuis bij de watermolen. In 1586 werd de werf gepacht door Claes Crijns- sen, die Andries de Vlaminck na zijn over lijden als scheepstimmerbaas was opge volgd. Op het eind van de zestiende eeuw raakte deze werf buiten gebruik, waar schijnlijk als gevolg van de fortificatiewer- ken die in die tijd uitgevoerd werden. In 1591 liet het stadsbestuur het bestek maken voor het verplaatsen van een werf. Onduidelijk is om welke werf het gaat en of het plan inderdaad gerealiseerd is.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2000 | | pagina 33