In 1622 vestigde hij zich in Marokko en
werd bevelhebber over de Salentijnse
vloot. Het jaar daarop veroverde hij drie
Hollandse schepen, de Groene Leeuw, de
Jager en Het Goede Avontuur. Deson
danks kon niemand hem beletten de
haven van Veere binnen te lopen, want de
Republiek had een handelsverdrag met
Marokko gesloten. Wel vaardigde het
stadsbestuur een streng verbod uit om bij
hem aan te monsteren, doch toen de
Salentijnse schepen in december de haven
van Veere verlieten, was er meer volk aan
boord dan bij het binnenkomen. Hoe snel
de geruchten de ronde deden, blijkt wel uit
het feit dat al vrij spoedig nadat Moerat
Reys in Veere was binnengelopen, zijn
Hollandse vrouw met zijn twee kinderen,
die hij in de steek gelaten had, ineens op
de kaai stonden en hem gelastten mee
naar huis te komen. Jan, die inmiddels
moslim was geworden en in Barbarije met
een veel jongere vrouw was getrouwd,
ging niet op hun eis in. Terwijl de schepen
in Veere opgekalefaterd werden, slaagden
enige Spaanse slaven erin te ontsnappen.
Zij vonden bij de Veerse bevolking een vei
lig onderkomen.
De zeventiende eeuw
In de loop van de zeventiende eeuw ver
dwenen tijdelijk de banken bij de Groote
Scheepstimmerwerf en moest worden uit
geweken naar de werf de Groote Smitse.
In deze eeuw werd het terrein van de werf
regelmatig vergroot door de naastgelegen
lege erfjes erbij te voegen.
De werf had in die tijd veel werk. Behalve
het opkalefateren van de verschillende
schepen die de haven van Veere aande
den, had ze ook het onderhoud van de
oorlogsschepen van de Staten van Zee
land die in Veere gestationeerd waren. In
de jaren 1667, 1668 en 1669 was hier in
totaal 235:17:5 Vlaams (ca. 1415,-)
mee gemoeid.
Daarnaast bouwde de werf ook schepen.
Zo nam Barent Barentsen in 1670 de
opdracht aan voor de bouw van een vis-
pink voor Adriaen Bescharis. Hij kreeg die
op 15 februari binnen en het schip moest
afgeleverd worden voor 31 juli van datzelf
de jaar. De afgesproken prijs was 1350,-.
Ook werden de scheepstimmerlieden
regelmatig geroepen om de schade aan
gestrande schepen te taxeren. Vaak wer
den ze hierbij vergezeld door een zeilma
ker, een smid en de meester van de lijn
baan.
In de eerste dagen van het jaar 1669 stap
ten de scheepstimmerlieden Barent
Barentsen en Adriaan Kakelaar aan boord
van een schip dat hen bracht naar het
Spierinckgat, waar het schip De Oraenge
was vastgelopen. Het was met rozijnen op
weg naar Amsterdam toen het op de laat
ste dag van het oude jaar strandde. Veertig
man was in de weer geweest om de lading
te redden en toen dat eindelijk na enkele
dagen was gelukt, bleek het schip door het
schuren over het zand gebarsten te zijn.
Op 17 april 1680 kocht Cornells Kakelaar
de Groote Scheepstimmerwerf, het woon
huis en de schuur voor elfhonderd gulden
uit de nalatenschap van Mayken Groen.
Omdat hij dit bedrag niet meteen op tafel
kon leggen, sloot hij bij de erfgenamen
een lening af tegen een rente van 5 pro
cent per jaar.
Toen in 1682 Hendrik Kakelaar, die de
werf van Cornelis pachtte, de bouw van
een groot schip had aangenomen, ver
zocht hij het stadsbestuur om de werf nog
maals te mogen uitbreiden. Het bestuur