36 (1762-1768), Jacobus Wuurman (1768- 1778), Laurina de Visscher (1778) en Jan van der Linde (1778-1808). Het einde van de Groote Scheepstimmerwerf In 1808 overleed Jan van der Linde, waar op zijn weduwe de werf via een adverten tie in de Middelburgsche Courant te koop aanbood. Ze beval de scheepstimmerwerf aan met de vermelding dat de zaak sinds vele jaren uitgeoefend en nog steeds met goed succes vervolgd werd. Op de advertentie kwam geen respons en samen met haar zoon bleef de weduwe in het woonhuis op de werf achter. Nadat ook zij in januari 1809 was overleden, werd de werf samen met de overige onroerende goederen door notaris Jacobze "publicq en met de stokke" op 8 februari op de Camp- veerse Toren verkocht. In de advertentie werd gesproken over een "goed, sterk en welgebouwd huis en erve met annex een Scheeps Timmerwerf, Houte Loots en ver dere Timmer, staande en gelegen op de korte Noordzijde van de Haven". Voor 300 Vlaams 1800,-) kocht Joos Francke, die hiervoor scheepstimmerbaas in Vlissingen was, de Groote Scheepstim merwerf. Samen met zijn vrouw, zijn zoon Jacobus en diens gezin betrok hij de woning op de werf. Nadat hij het terrein had opgeruimd, plaatste hij op 1 april 1809 een advertentie in de Middelburgsche Courant, waarin hij de lezers meedeelde dat hij de nieuwe eigenaar van de werf was geworden en verzocht een ieder zijn gunst. Tevens beloofde hij het publiek een "civiele en prompte bediening". In 1811 werd Veere door de Fransen bezet, die met rigoureuze plannen voor de stad te voorschijn kwamen. Behalve dat de Grote Kerk verbouwd moest worden tot kazerne, paardenstal en militair hospitaal, moest ook rond de stad een tweede verde digingsgordel worden aangelegd. Vanwege dit besluit werd beslag gelegd op het ter rein van de werf. In de tweede helft van het jaar 1812 sloot de werf dan ook voorgoed de poorten en verhuisde de familie Fran cke naar Middelburg. De Groote Smitse In de notulen van het stadsbestuur van 19 april 1608 lezen we dat de scheepstim merman Jan Aelbrechtsoon en de schuit stoker Claes Cornelissen het gebruik van de scheepswerf achter het huis van Corne lissen kregen. Bij deze werf lagen banken en het stadsbestuur liet weten dat ze zich aan de vastgestelde tarieven moesten houden. De pacht bedroeg vijftien gulden per jaar. In de achttiende eeuw heette deze werf de Groote Smitse, later werd ze in de volks mond de Kleine Werf genoemd. Uit de stadsrekeningen weten we dat deze werf te vinden was op een terrein naast het kleine bruggetje, daar waar nu het houten woninkje op het eind van de Kaai staat. Op het laatst van de zeventiende eeuw was Mels de Wender pachter ervan. In het begin van de achttiende eeuw bleef de werf, die toen in bezit was van Bartel Brant, een tijdlang onverpacht. Na Brants overlijden werd zijn onroerend goed op 22 september 1725 ten overstaan van de heren van de weeskamer op de Camp- veerse Toren geveild. Koper van de werf werd Jan van den Bogart, die er voor het luttele bedrag van 5 schellingen eigenaar van werd. Ten tijde van de verkoop woonde scheepstimmerman Cornelis Jacobse in het huis op de werf, waar hij bleef wonen

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2000 | | pagina 38