6 Toen het bombardement voorbij was, ben ik verdoofd naar buiten gelopen. Boven de Abeele hing een bruingele stofwolk, waar uit een horde vluchtende fabrieksarbeiders van De Schelde te voorschijn kwam. De ontzetting van het gebeurde stond in hun gezichten opgetekend. Ze waren op de fiets of snelden te voet naar Middelburg. Sommigen waren bebloed, anderen zaten van top tot teen onder de zwarte modder van de watergang, waarin dus ook bom men waren gevallen. Hun paniek werkte blijkbaar sterk op mij in, want ook ik begon in de richting van mijn huis te rennen en toen ik daar bijna was, viel er nog een grote scherf van een lucht doelgranaat vlak voor mijn voeten. In volle spurt maakte ik als een geschrokken haas een dwaze zijsprong, niet begrijpend hoe het mogelijk was dat er zeker een minuut na de aanval nog scherven konden vallen. De weg met zijn prachtige bomenwand en de daarnaast lopende watergang bleek in zijn hoofdvorm zelfs op de zwaarst getrof fen punten nog redelijk intact. Het effect van een bomaanval is vrijwel nooit absoluut. Alleen de bulldozer bezit het vermogen een landschap spoorloos uit te wissen. Niets is onverbiddelijker dan hij. Anno 1980 zag ik hem op die in augustus getroffen plaatsen aan het werk. In volle vrede en zonder dat er een schot op hem werd gelost verrichtte hij zijn allesverwoes tende arbeid. Van de weg bleef geen klin ker en van de watergang geen druppel bewaard. Beide verdwenen voorgoed onder een dikke kap gepolijst asfalt. Alleen in het foto- of herinneringsbeeld zijn ze nog terug te roepen. De Amerikaanse luchtmacht was in sloopcapaciteit door één rupswerktuig volledig overtroefd. Buurman Compeer Het werd een onrustige week, want de vol gende dag, op vrijdagmiddag, bestookten de Engelsen met succes een montagehal van De Schelde aan de Vlissingse Van Dishoeckstraat waar vliegtuigvleugels voor de Duitsers werden gemaakt. Mijn buur man Compeer, een vriendelijke bedaarde vijftiger, sneuvelde daarbij midden op straat, 's Avonds vertelde zijn mooie doch ter met een van verdriet gevlekt gezicht het nieuws van zijn dood tegen mijn moe der, die vroeg of zij haar vader nog had mogen zien. "Nee," zei ze, "hij was zo ver minkt, dat ze hem in het lijkenhuisje in een granieten bak met een gootje hebben gelegd." Verschoten badpakjes De gevolgen van de bominslagen op de weilandenstrook tussen de spoorbaan en de Oude Vlissingseweg had ik nog niet bekeken. De zaterdagavond van die rumoerige week ben ik erheen gegaan. Samen met mijn vriendinnetjes Corrie en Lenie. Ze zullen toen veertien en vijftien jaar oud zijn geweest. We zwommen het kanaal over, klauterden over de spoordijk en liepen een weiland in, dat er uitzag als een grasveld vol kolossale molshopen, maar dan in een omgekeerd reliëf. In de kraters stond water en ze vertoonden opgedrukte randen. Geamuseerd baggerden wij door de mod derige bomtrechters; een zinloos spelletje, waarvoor ik me eigenlijk een beetje geneerde. Dit gevoel werd nog sterker toen ik opeens weer aan mijn buurman dacht, die daar nog boven de aarde lag in zijn granieten bak tussen andere opengesple ten lichamen, als in een afzichtelijk abat toir. Maar de meisjes leidden mijn aan-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2000 | | pagina 8