7 dacht af, niet in het minst door de bekoor lijke aanblik die zij ondanks hun oude, ver schoten badpakjes te bieden hadden. Het recht om er jong uit te zien behoorde tot het weinige wat men ons niet had kun nen afnemen. Veel meer bleef er niet over. Onze kleding was sjofel en van het zinken zakgeld kon niets worden gekocht. De stranden waren door de Duitsers gesloten. Onze uitstapjes bestonden uit korte ritjes op oude fietsen, waarvan de onderdelen waren losgetrild door het harde bonken op de autobanden, die overlangs gehalveerd om de fietsvelgen waren gelegd. De schadeloosstelling voor onze gederfde jeugd heeft men niet aan ons, maar ruim schoots aan onze kinderen uitbetaald. Scherpe herinneringsbeelden Toch herinner ik mij alles uit die jaren onmeetbaar veel scherper dan uit de tijd die daarna kwam. Het zal die nauwkeurig registrerende puberteit wel zijn die het niet allemaal meer kon verwerken en een dik residu aan herinneringen kweekte. Die ene week al leverde een aantal feiten op dat nu de internationale pers zou berei ken, toen amper de plaatselijke krant. Wel gaven de vodderige bladen lange reeksen rouwadvertenties te zien. Eén omkaderde de namen van de twee zusjes Boone bij het Oudedorp. Twee andere de namen van de Vlissingse jongens Pieter van de Sande en Pieter Pleijte. De zusjes kwamen om in hun zeventiende-eeuwse boerderij. Die lag daar zo ver van de bewoonde wereld en stilletjes tussen het groen onder aan een dijk, dat dit het laatste plekje op Walcheren leek waar een bom ontploffen wilde. Allen stonden ze op de drempel van hun tiener tijd en stierven in dezelfde minuut. Met zijn viertjes betaalden deze volstrekt vergeten kinderen aan die redeloze oorlog een duizelingwekkende prijs, die bestond uit een totaaltegoed van 250 levensjaren. In september ben ik weer naar school gegaan en zoals overal werd ook daar het onderwerp bijna niet aangeroerd. Toch heb ik er telkens weer aan teruggedacht. Later zelfs zeer intens. Ten slotte begon ik als een zonderlinge verzamelaar allerlei gege vens over die schokkende momenten bij een te brengen. Ik wist nauwelijks waarom ik dit deed. Misschien wilde ik niet dat die dramatische dagen zich spoorloos in de tijd zouden oplossen. Lotgenoten Ik bezocht ook kennissen en oudere bewo ners uit de omgeving, bewoners die mijn lotgenoten in die spannende ogenblikken waren geweest. Maar die bezoekjes zijn een teleurstelling geworden. De meesten van hen waren niet geïnteresseerd of waren vrijwel alles vergeten. "Het is ook al zó lang geleden," zeiden ze bijna allemaal, alsof ze die ene zin gezamenlijk hadden ingestudeerd. Men wilde voelbaar van mij af. Velen rijden - nu in grote autoformaties - over de nieuwe asfaltmantel van dezelfde weg. Als ze goed opletten kunnen ze de littekens aan de huizen hier en daar nog zien. Maar natuurlijk letten zij niet op. Begerig zijn ze op weg naar hun super markten en kijken recht voor zich uit. Met Lenie kan ik er niet meer over praten. Ze leefde nog maar twee jaar en stierf toen ze zeventien was. Corrie woont nu ergens in Holland. Haar vlammende kas tanjekleurige krullen zullen thans wel aan het vergrijzen zijn. Graag zou ik haar nog eens ontmoeten om te praten over onze jeugd die in de greep van de oorlog gevan-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2000 | | pagina 9