verliet, op de Markt de gehele gevelwand,
links van het stadhuis, tot de hoek van de
Nieuwe Burg was herbouwd en dat de
Nieuwe Burg toen vrijwel geheel aan beide
zijden herbouwd was.
Een voordeel was dat de Amsterdamsche
Bank, die voor de oorlog in de Lange
Noordstraat stond en geheel verwoest
was, terstond werd herbouwd. Dit kon ech
ter niet op de oude plaats, omdat daar een
doorbraak aan de achterkant van het stad
huis was gemaakt richting Herengracht,
tegenwoordig de hoofdader van het ver
keer naar en van het centrum. Omdat de
vorm van de Markt, zoals boven vermeld,
gewijzigd was, was de lengte van de Markt
aan de bovengenoemde zijde groter dan
vroeger en was er nu een mogelijkheid om
op de Markt de Amsterdamsche Bank te
herbouwen.
In andere straten ging de herbouw minder
vlot. Op de Markt zelf was tegenover het
stadhuis alleen het pand van het sigaren-
huis Diesch herrezen en aan de andere
zijde ook slechts één pand, ongeveer waar
tot voor kort restaurant De Ploeg was.
Ook in de Lange Delft waren slechts enke
le panden gereed, onder andere het blok
tussen de Segeersstraat en de Heren
straat en enige panden waar vroeger Van
Benthem en Jutting was gevestigd, als
mede een paar panden aan de binnenzijde
van de Lange Delft. Ten slotte was een
begin gemaakt met herbouw in de Korte
Burg.
In de zomer van 1943 werd een verbod
afgekondigd voor de herbouw van kantoor
gebouwen. Van het nieuwe Polderhuis op
de Groenmarkt was toen de kelderverdie
ping gereed en de bouw moest worden
stopgezet. Pas in januari 1949 zou het
pand voltooid worden.
Kantoorruimten
Een apart probleem was de huisvesting
van de kantoren van de wederopbouw zelf.
In het gebouw De Gouden Poorte in de
Wagenaarstraat waren enige kamers voor
de administratie beschikbaar. Het bestuur
vergaderde daar. Ir. Ringers kwam onge
veer eens per maand langs. De architecten
werden de eerste jaren gehuisvest op de
Loskade, schuin tegenover het station. In
1942 kwam hierin verbetering. Van twee
herbouwde huizen aan de Nieuwe Burg
werden de bovenwoningen gehuurd en het
gehele personeel kon daarheen verhuizen.
Op de administratie waren naast mr. Van
der Weel en mij nog één typiste en twee
oud-onderofficieren werkzaam.
Naast financiële problemen waren er uiter
aard ook juridische problemen. Door de
herverkaveling konden de getroffenen
veelal niet op eigen grond herbouwen. Ter
stond na de capitulatie is nog door de
Nederlandse autoriteiten in dit probleem
voorzien door een besluit van de opperbe
velhebber van de land- en zeemacht,
waardoor onteigening eenvoudig bij over
heidsbesluit kon worden uitgesproken. Na
de bevrijding werd dat bekrachtigd bij het
beruchte Koninklijk Besluit F69. Over de
vergoeding werd later beslist.
Zo werd ook de gehele binnenstad van
Middelburg bij één besluit van rijkswege
onteigend. Uiteraard diende aan de betrok
kenen gelegenheid te worden gegeven om
eventuele bezwaren en wensen naar voren
te brengen. In Middelburg werden in okto
ber 1940 hiervoor twee dagen uitgetrok
ken. Namens de dienst voor de wederop
bouw waren hiervoor uit Den Haag twee
juristen overgekomen, mr. A.F. Schepsel
en mr. H.A. Helb.
Natuurlijk diende na de oorlog de klok