alles hing scheef omdat er bijna geen water in het kanaal stond. Dit was een gevolg van het feit dat zowel in Veere als in Vlissingen de sluizen kapot waren, zodat het waterpeil met eb en vloed op en neer ging- Een andere betrekking De volgende morgen ging ik op praktijk in de stad. Toen ik na een paar uur thuis kwam, was er iemand geweest van het Voedselcommissariaat in Goes met de vraag of ik naar Goes wilde komen, want daar was een groot gebrek aan een die renarts. De in Goes gevestigde dierenarts, tevens waarnemend burgemeester, had het beter gevonden om met de Duitsers weg te vluchten. Eerst moest ik een ver gunning aangevragen - deze keer bij de Engelsen - om van het eiland af te mogen. Toen ben ik naar collega Van Baak in Goes gegaan, directeur van het slachthuis aldaar. Hij zette mij de situatie uiteen. De praktiserend dierenarts had in een nsb- pension gewoond en had dit dus verlaten. Het was niet te verwachten dat hij in vrij heid zou terugkeren. Ik wilde met die prak tijk dan ook niets te maken hebben en mij alleen zelfstandig vestigen, ik ben vervol gens naar het gemeentehuis gegaan voor huisvesting, maar daar was geen kijk op. Van Baak voerde nog aan dat de toestand zonder dierenarts niet te lang kon duren. Terug naar Middelburg, waar ik de vee teeltconsulent ir. Zwagerman opbelde om een afspraak voor een praatje te maken. Hij was al jarenlang werkzaam in Zeeland, en had het al bekeken. Alle 'overbodige' mensen in de dorpen zouden van het eiland worden geëvacueerd. Alle vee, op enkele dieren na, zou worden afgevoerd. Zwagerman schatte de tijd om de dijken te dichten op anderhalf jaar, dan volgden het droogmalen en het nog enkele jaren ontzil- ten. Hij schatte dat rond 1948 er weer plaats zou zijn voor enkele koeien. Voor drie dierenartsen op het eiland zou voorlo pig zeker geen werk zijn. "Als je in Goes terecht kunt, moet je het zeker doen," was zijn advies. Een dag later kwam collega Boudeling uit 's-Heer Arendskerke praten. Hij kon het werk niet aan. "Kom naar Goes, dan zijn wij uit de zorgen," smeekte hij bijna. Toen ben ik maar weer naar Goes gegaan. Van Baak vertelde mij daar dat de vrouw van de chirurg een huis had dat door de Duitsers was gevorderd geweest en dat zij aan mij wilde verhuren. Om een lang verhaal kort te maken, de gemeente maakte geen bezwaar, mits de Engelsen het niet zouden vorderen. Verhuizen Na overleg met mijn vrouw besloten we de stap te wagen. Hierna volgden hectische dagen. Ik vertrok op 18 november naar Goes op een motorfiets afgeladen met in strumenten en medicijnen. Voorlopig had ik in Goes een adres om boodschappen aan te nemen, en een bed. Toch reed ik al direct visites. Op de beurs op marktdag werd ik door Van Baak aan verschillende boeren voorgesteld. Er verscheen geen krant en ik kon dus niet adverteren. Toch wisten de boeren mij te vinden. De praktijk liep vanaf het begin goed, maar op Walcheren zaten de mensen nog jaren in de zorgen. Aan het einde van de jaren veertig kwamen de dieren weer terug op het eiland. Ik was toen inmiddels directeur van de Gezondheidsdienst voor Dieren geworden en mijn eerste opdracht was om ervoor te zorgen dat de veestapel op Wal cheren tbc-vrij werd opgezet.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2001 | | pagina 13