van Gedeputeerde Staten, een lid van de
stedelijke overheid, een lid van het bestuur
van het Gasthuis en een lid van de Provin
ciale Geneeskundige Commissie.
De eindexamens vonden plaats in het
zogenaamde Torentje. Dit was de noord
oostelijke toren aan het Abdijplein, vroeger
de ingang van de Rekenkamer van Zee
land en sinds 1814 van de Provinciale
Geneeskundige Commissie.
In het begin van de jaren vijftig wilden de
Staten van Zeeland de school opheffen.
Zover kwam het niet. In een vergadering
van 1853 kwamen de Staten met een
voorstel gedurende tien jaar jaarlijks een
subsidie te geven van vijftienhonderd gul
den mits de stedelijke overheid van Mid
delburg bereid was de rest voor haar reke
ning te nemen. Middelburg ging met deze
voorwaarden akkoord en vanaf 1 januari
1854 werd het in plaats van een provincia
le een stedelijke school.
Er werden per 1 januari 1854 wat verorde
ningen aangepast. Zo duurde de opleiding
voor heelmeesters vijf en voor apothekers
en vroedvrouwen drie jaar. Er werd slechts
één keer per jaar, in de maand juni, exa
men afgenomen. De leerlingen voor heel
kunde en apothekers moesten minimaal
zestien jaar zijn. Bovendien moesten zij
bekend zijn met de beginselen van het
Latijn. De leeftijd van de leerling-vroed
vrouwen moest tussen de twintig en vijfen
dertig jaar liggen.
Opheffing
De school heeft tot december 1866
bestaan. Nieuwe wetten maakten een eind
aan deze school. Voortaan was de oplei
ding voor geneeskunde voorbehouden aan
universiteiten.
In totaal hebben 423 leerlingen de school
bezocht, waarvan 212 leerlingen voor de
opleiding van heelmeester kozen, 164 voor
apotheker en 47 voor vroedvrouw.
De lectoren J.C. van den Broecke en J.C.
de Man hebben nog met een artikel in de
Middelburgsche Courant geprobeerd het
leven van de school te verlengen. Helaas
zonder resultaat.
Met weemoed sprak J.C. de Man over de
school. En als hij het over de opleiding ver
loskunde had, zei hij: "Menige vroedvrouw
heeft mij verzekerd, dat zij met dankbaar
heid zich dien tijd herinnerde. Het onder
wijs was eenvoudig, haast huiselijk, van
daar ook begrijpelijk."
Hij besloot: "Doch hoe ook, of men de ver
dwenen school prijze of lake, zeker is het,
dat zij aan hare bestemming voldaan heeft
door stad en land van duchtige Medici te
voorzien."
Uitgelicht
Ten slotte wil ik enkele wetenswaardighe
den vermelden van heelmeesters, apothe
kers en vroedvrouwen die de Geneeskun
dige School hebben doorlopen.
Lambertus van den Abeele, geboren te
Middelburg op 12 januari 1816, liet zich op
27 december 1831 op de Geneeskundige
School inschrijven. Op 14 en 18 juli 1837
werd hij bevorderd tot plattelandsheel
meester en vroedmeester. Van den Abeele
vestigde zich in Oost-Souburg, waar hij
vaak werd gepest door een oud-collega,
Hendrik Ficus Haman. Deze Hendrik, die
bij de samenvoeging van West- en Oost-
Souburg op 1 januari 1835 wethouder
werd, duldde geen nieuwe collega's naast
zich. Van den Abeele liep zijn patiënten
altijd te voet af. Hij bezweek aan longtering
in 1864 in Souburg. Hij was een filosoof.
Het was in die tijd dat de slingerproef van