maar een rondje en haalde en passant in
het stadhuis melk voor de kinderen.
Nauta vroeg mij of ik op het water de weg
over het eiland zou kunnen vinden en of ik
de mijnenvelden wist te liggen. Behalve in
het gebied vlak achter de duinen wist ik de
mijnenvelden wel te vinden.
Peddelen
Mijn gastheer vertelde dat hem gevraagd
was een onderzoek in te stellen naar de
toestand in de verschillende dorpen. Met
onze tweepersoons kano moest dat goed
te doen zijn. We besloten direct de volgen
de dag te gaan. In verband met het getij
vertrokken we al bijtijds. Nauta nam een
hoeveelheid entstoffen mee voor de dokto
ren in het dorp. Daar voeren wij in de kano
onze keuken uit, regelrecht in de richting
van het witte slachthuis van Middelburg,
een mooi gebouw, nog maar enkele jaren
oud. Eenmaal ifi de stad zochten wij een
beetje beschutting van de vele meidoorn
heggen. Dit niet vanwege eventuele lucht
aanvallen, maar omdat we niet wisten of
de Duitsers ook met bootjes op het eiland
zouden rondvaren. Alles verliep echter vlot
en na een uur peddelen voeren wij het
dorp Koudekerke binnen. We konden
varen tot een afstand van ongeveer hon
derd meter van de kerk. Aan de rand van
het water stond huisarts Van Kooten een
sigaretje te roken. "Zo, dat is aardig. Jullie
zijn de eerste mensen uit Middelburg die
eens komen kijken," zei hij.
De situatie was als volgt. De foute waarne
mend burgemeester was op zijn boerderij
gebleven en de leiding in het dorp berustte
hoofdzakelijk bij waarnemend burgemees
ter ir. Louis en bij dokter Van Kooten. Van
het dorp lag een gebied droog vanaf de
kerk met een straal van honderd meter. Op
dat stukje zaten ongeveer duizend men
sen. Veel was in enkele dagen al geregeld.
Alle huizen in het water waren gecontro
leerd op aanwezigheid van mensen. Er
was een ploeg voor het redden van vee, er
was een ploeg voor het ophalen van voed
sel voor de mensen bij de bedrijven en er
was een ploeg voor de aanvoer van vee
voer. Verder was er een centrale keuken.
Het zag er allemaal goed uit, maar al met
al was het een situatie die niet te lang kon
duren.
Van Koudekerke voeren we naar Biggeker-
ke. Daar troffen we hetzelfde beeld aan.
Rond de kerk stond het vol vee en paar
den en het dorp was overvol met mensen.
De burgemeester was thuis en het huis
stond aan de rand van het dorp in het
water. Hij ontving ons in zijn slaapkamer,
waar ook een paar extra stoelen en een
tafel stonden. De oudere burgemeester
zag de toestand somber in. Zijn dorp was
enkele weken eerder al per ongeluk
gebombardeerd en nu kwam deze ramp er
ook nog bij. Wij vertelden hem onze erva
ringen uit Koudekerke en zeiden dat hij
ook moest proberen het een en ander te
organiseren.
Daarna voeren we per kano verder naar
Zoutelande. Het was inmiddels al drie uur.
Het dorp stond gedeeltelijk onder water,
maar er was verplaatsing van mensen
mogelijk langs de binnenkant van de dui
nen vanaf het gat bij Westkapelle tot het
dijkgat bij Vlissingen. Daar was dus wat
meer ruimte, zowel voor mensen als voor
dieren. Maar wel zat de gehele duinstreek
nog vol met Duitsers, verscholen in hun
zware bunkers. De situatie voor de men
sen was dus niet zo benard als in Koude
kerke of Biggekerke. We spraken met de
burgemeester en de dokter en om vijf uur