Van aderlatingen en amputaties Chirurgijns, barbiers en doctore medicinae op Walcheren In de Middeleeuwen werd het medisch handwerk zoals snijden, amputeren, ader laten en dergelijke uitgevoerd door de chi rurgijn of de barbier/chirurgijn. De doctor medicinae, die een (dure) universitaire opleiding had genoten, hield zich uitslui tend bezig met de niet-snijdende genees kunde. Hij beperkte zich tot het voorschrij ven van medicijnen, kruiden, dieet- en leef regels, warme baden en dergelijke. Alle overige medische ingrepen en behan delingen waren voor de chirurgijn. Deze, op zijn beurt, meende dat hij die dure theoretische opleiding niet nodig had, daar hij in het dagelijks leven voldoende prak tijkervaring kon opdoen. Naast de talloze oorlogen, veldslagen en vechtpartijen waren er ook de dagelijkse ongevallen, de botbreuken, het tanden en kiezen trekken en de behandeling van gestrafte en gefol terde misdadigers. Kortom, de chirurgijn had het druk genoeg. Een gilde Net als de andere ambachtslieden waren de chirurgijns op Walcheren in een gilde georganiseerd. Uit een ordonnantie van Adolf van Bourgondië, heer van Veere en Vlissingen, van 1520 valt op te maken dat het Veerse chirurgijngilde tot de oudste van het land behoorde waarbij zelfs al voor die tijd een Gildebrief voor Veere bestond. De oprichting van soortgelijke gilden in Vlissingen en Middelburg was van latere datum. De chirurgijns van Arnemuiden werden samen met die van Middelburg in een gilde ondergebracht. Na een voorstel uit 1604 werden de ordonnanties voor een Vlissings chirurgijnsgilde op 17 mei 1606 vastgesteld en hierbij werd, in een voor- schrift van 54 artikelen, precies opgete kend waaraan iedere gildebroeder zich diende te houden. Men kende in het gilde chirurgijns en bar biers, wat niet betekent dat er in de perio de vóór 1606 geen chirurgijns zouden zijn geweest. In 1582 kreeg Jasper Oude Jans al een benoeming als chirurgijn in het Mid delburgse Gast- en Weeshuis. Het gildebestuur bestond uit een overde- ken, twee dekens en twee beleders. leder jaar werd door het stadsbestuur uit een voordracht van twee kandidaten een nieu we deken benoemd. De aftredende deken werd dan "beleyder" van het gilde. Onre gelmatigheden, waartoe ook behoorde het wegblijven bij een vergadering, werden bestraft met een boete en de oudst-zitten- de deken moest van datgene wat zich in het gilde had voorgedaan ieder jaar op de vergadering van 27 september, zijnde Cos- mas- en Damianusdag, rekening en ver antwoording afleggen ten overstaan van burgemeesters en overdeken. Schutspatroon Veel gilden hadden een heilige als schuts patroon. Bij de chirurgijns en barbiers waren het er zelfs twee: Cosmas en Damianus. Volgens overlevering zouden dit Arabische tweelingbroers geweest zijn die werkten in de traditie van de Griekse geneeskunst, waarbij zij, door hun dien sten gratis aan iedereen ter beschikking te stellen, wilden getuigen van hun christelijk geloof. Toen de landvoogd Lysias hen gebood om samen met drie andere broers aan de goden offers te brengen, weiger den ze dit te doen, waarna zij werden gefolterd en gekruisigd. Toen zij ook een

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2001 | | pagina 23