nen uitbreiden met een meelmaierij. Als
reactie op deze oproep verscheen een cir
culaire waarin veel kritiek werd geleverd op
de Raad van Bestuur van het bedrijf. Vol
gens de anonieme opstellers was het
gebrek aan voldoende kapitaal de voor
naamste reden dat er bij de oprichting niet
onmiddellijk een meelmaierij in bedrijf was
De boogvormige vensters van het voormalige
pakhuis maken het gebouw tot een bijzonder
bedrijfspand uit de negentiende eeuw, mei
1990. (Foto J.H.F. Schwartz
genomen. Misschien had men ook eerst
de financiële resultaten van de meelmaierij
van Köchlein Co. te Rijswijk (waarschijn
lijk een voorbeeld voor het Middelburgse
bedrijf) willen afwachten. Het niet kunnen
exploiteren van een meelfabriek was vol
gens de critici niet de enige reden voor de
zware verliezen. Ook de Raad van Bestuur
deugde niet. De fabriek werd bestuurd "in
strijd met gezonde handelspraktijk en in
eenen geest van monopolie en uitsluiting,
die noodwendig tot schade en verlies
moest leiden." Deze kritiek werd in het
openbaar uitgesproken door J. de Kanter
in de Middelburgsche Courant. Hij wees
erop dat een commerciële zaak als de pel
lerij werd bestuurd door drie rechtsgeleer
den en twee zakenlieden. Van de laatste
twee bemoeide de man die het meeste
verstand had van de rijsthandel, zich nau
welijks met het bestuur. Alle beslissingen
werden genomen door de makelaar R de
Bruijne. Hij moest kopen, verkopen, kwali
teiten sorteren en prijzen bepalen. Men
twijfelde aan zijn onpartijdigheid en vroeg
zich af of deze man wel altijd in het belang
van de vennoten handelde. Ook geloofde
men niet dat de gemeenteraad zo gemak
kelijk vrijstelling van de gemaalbelasting
zou verlenen en nu wel een meelmaierij
zou toestaan, die in 1858 nog werd gewei-