P. Goosen dient in de omstreken dezer stad bij de boeren van het land." Louw Zeeveld had te Oostkapelle geboerd en was enkele jaren tevoren wegens 'achter uitgang van bestaan' met zijn zes kinderen en met onbekende bestemming naar Ame rika vertrokken. Pieter Goozen was een arbeiderszoon die ongetrouwd naar Ameri ka was gegaan. Al moest Adriaan toegeven dat het verhaal dat eerder in de jaren rond 1840 in Neder land de ronde gedaan had dat je in Ameri ka een dollar per dag kon verdienen, al niet meer opging, de armoede waarin een groot deel van de West-Europese platte landsbevolking gedompeld was, bestond er niet. "Het gewone dagloon is vijf a zes schellingen, 1,56 a 1,87 voor boeren arbeiders of vier schellingen, 1,25 en de kost." De Zeeuwse landarbeiders verdien den in die tijd 0,60 a 1dus ongeveer de helft van hun Amerikaanse collega's. Levensmiddelen en kruidenierswaren wa ren daarentegen ongeveer even duur als in Nederland, wist Adriaan. "Arme menschen in den zin van die in Holland zoo worden genoemd, zegt men, dat hier niet zijn." De andere Walcherenaren die Adriaan Zwemer in Rochester tegenkwam, waren dan ook bijna allemaal vóór hun oversteek 'mingegoed' geweest: Wijkhuizen, de broers Johannes en Adriaan Trieller - kleermakers uit Domburg, en ene Verhage - waarschijnlijk een voormalig klein-land- bouwer uit Westkapelle. Verder noemt Adri aan nog een aantal andere Walcherse emigranten, waarvan de namen echter niet in de Staten der Landverhuizers voorko men: "Van Es, Van de Koorde, Verbrugge, J. van de Broeke, Peper, de Luitwielers, L. Hendrikse en misschien nog wel meer." Zij allen wonen in 1849 in Roches ter en maken deel uit van de Nederlands talige Presbyteriaanse gemeente. Technische snufjes In de Verenigde Staten was de technische vooruitgang heel wat verder voortgeschre den dan in Nederland. Zodra Adriaan Zwe mer in New York voet aan wal zette, had hij het beseft: "Er is nauwelijks een winkel te vinden, waarin op de toonbanken geen fonteinen ontspringen, waarvan het water wordt vergaderd in glazen en andere kom men, waarin ijs ligt en in het heetst van den zomer een zeer koelen drank ver schaft." Wanneer hij in de week voor zijn huwelijk in Rochester een halve etage huurt, merkt hij dat er in geen enkel Ameri kaans huis 'haard- en bedsteden' zitten. "In de plaats van de eerste gebruikt men lage ijzeren fornuizen, waarvan sommige zeer fraai en een wezenlijk sieraad zijn. In plaats van bedsteden gebruikt men een soort van ledikanten, die uit sterk hout gedraaid en glanzend gevernist zijn." Natuurlijk is het muntstelsel en zijn de maten en gewichten in de Nieuwe Wereld totaal anders dan in het Walcheren van de jaren 1840. Adriaan Zwemer verduidelijkt zijn zwager dan ook voortdurend hoe de nieuwe maten zich verhouden tot de oude: een bushel is veertig kop en "het pond is nog iets kleiner dan het oude Middelburg- sche pond en een cent is twee en een halve Hollandsche cent." "Hier wordt geen andere brandstof gebruikt dan dik geklo ven hout, dat twee en drie dollar het cord kost, dat is een klamp van acht voet lang, vier voet breed en vier voet hoog." Lengte maten geeft Adriaan dus aan in voeten, voor langere afstanden gebruikt hij de Europese 'dagreizen' maar ook de mijlen van zijn nieuwe vaderland.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2001 | | pagina 9