nog een eiland dat rondom in het water lag. De belangrijkste aanvoerwegen vorm den de veren: het veer van Vlissingen naar Breskens en het Sloeveer bij Arnemuiden. Een goede bewaking van deze twee veren was dus noodzakelijk. Vooral op reizigers uit de zuidelijke provincies werd goed gelet. Een gevaarlijk punt was de kust van de Zuidwatering, waar veel zeelieden en andere vreemdelingen aan land kwamen, afkomstig van op de rede van Vlissingen liggende schepen. Er stonden ook enkele herbergen, zoals De Schoone Waardin. De laatste was vooral voor zeelieden aantrek kelijk. In een brief van 13 oktober 1830 spreekt de gouverneur er zijn verontrusting over uit: "Men heeft mij er attent op gemaakt dat aan de Zuidwatering zoo bij dag als bij nacht meer dan gewoonlijk vaartuigen aankomen met vreemde lieden welke daar ontscheepten en zich vervol gens in het Eiland begeven zijnde dat men niet kan nagaan werwaards zij zich bege ven." Er werd een voorstel gedaan om er een wacht te plaatsen en alle personen die uit de zuidelijke provincies kwamen, aan te houden en voor ondervraging naar het politiebureau van Vlissingen te brengen. Een ander voorstel hield in dat de beman ning van de veerboot naar Vlissingen tijdig seinen gaf als er verdachte personen aan boord waren. De politie kon ze dan bij aan komst in Vlissingen meteen arresteren en naar het bureau meenemen. Vanaf de wal kant in Breskens moesten er bij aankomst van de boot seinen worden gegeven als er onraad dreigde, zodat de boot niet onver wachts door een vijandelijke bende over meesterd kon worden. De veerman van het Sloeveer kreeg opdracht om ook 's nachts een man ter beschikking te stellen voor het overzetten van dépêches (koeriers) met opdrachten van of voor de gouverneur. Bij het overva ren moesten ook de zich in de nabijheid bevindende schepen nauwlettend in de gaten gehouden worden. Verdachte bewe gingen of gesprekken moesten onverwijld aan de autoriteiten gemeld worden. Er waren dus behoorlijk wat maatregelen genomen om het binnendringen van vijan delijke elementen of spionnen tegen te gaan. De redactie van de Middelburgsche Courant kon dan ook in een artikel in de krant van 13 november 1830 tevreden vaststellen dat het eiland goed beveiligd was. Verontruste brieven Ondertussen was de toestand voor Zee land en vooral voor Walcheren steeds drei gender geworden. Half oktober hadden de rebellen de oude grens in Zeeuws-Vlaan- deren overschreden. Sas van Gent was al door een groep van 85 man bezet en een groep van duizend man rukte via Sint Anna ter Muiden en Sluis op naar Oost burg. Ongeregelde benden hadden zelfs al de Brabantse vlag op de torens van IJzen- dijke en Schoondijke gezet. Breskens zul len ze wel zoveel mogelijk gemeden heb ben, want daar stonden twee forten die overigens ook maar een kleine bezetting hadden. Het waren de forten Frederik Hendrik en Willem I. Op 18 oktober 1830 ging een zeer bezorg de brief de deur uit bij de gouverneur rich ting Den Haag. Daarin gaf hij zijn grote bezorgdheid te kennen over de toestand op Walcheren, Zuid-Beveland en Tholen. Het bericht werd vergezeld van een drin gend verzoek om meer troepen te sturen om een eventuele aanval met succes te

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2001 | | pagina 19