en zuster op de achterste bank en ik daartussenin. We reden van de hofstede door de Land- schuurweg naar de Zeedijk. Dat ging stap voets, want deze weg was een zandweg. Aan het eind van de Landschuurweg, vlak bij de Zeedijk, stond de Landschuur, een opbergplaats van de Polder Walcheren. Banken met kussens Bij aankomst in Veere reden we door de Warwijcksestraat, langs de Kaai de Kapel- lestraat in, want bij het café van Goeman was een uitspanning. De grote poort ging open, het paard werd op stal gezet, de bos klavers van onder de veerwagen in de ruif gedaan. Mijn moeder, mijn zuster en ik lie- Het rook daar altijd naar teer en carbo- leum. We reden nu langs de lange oprei langs de Zeedijk en kwamen weldra voor bij het dijkhuis waar Bolier woonde, de opzichter van de Polder Walcheren. Het dijkhuis De Oostwatering was een lang, wit gebouw met vele kamers. Aan de ene kant vensters met uitzicht naar zee (het Veerse Gat) en aan de andere kant met uitzicht over het polderland. Het was gebouwd boven op de dijk, met een mooie tuin aan de zuidkant en een grote moestuin aan de kant van de dijk. Bolier groette ons en in een stevige draf reden wij verder richting Veere. Zondagsmorgens met de verenwagen tiaar de kerk. (Zeeuws Archief, Zeeuws Genootschap, Zelandia ïllustrata, prentbriefkaarten) pen alvast verder en brachten eerst nog een bezoek bij meester De Zeeuw, hoofd onderwijzer van de openbare school. De meester was niet getrouwd en woonde samen met zijn tante in het huis vlakbij de kerk. Toen de klok van het stadhuis voor de tweede keer werd geluid, gingen we samen met de tante van de meester naar de kerkdienst. De zware klank van de klok maakte wel indruk op mij. Gelukkig hebben

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2001 | | pagina 25