ze deze klok bij de laatste restauratie weer
in de stadhuistoren geplaatst. Het is een
vertrouwd geluid. Van alle kanten kwamen
de mensen opdagen. Om half tien zou de
dienst beginnen. De ingang van de kerk
was recht voor de Oudestraat, via een
brede stenen trap ging je naar binnen. De
preekstoel was geplaatst midden aan de
Een jongetje met een pilopak en pet. (Coll. P.J.
Minderhoud)
noordzijde van de kerk; de tuun (tuin)
ervoor, met de banken voor de kerken
raad. Dan had je lange banken, die meest
al door vrouwen en kinders bezet waren,
met de meest uiteenlopende kussens want
ieder had zijn eigen kussen. Aan de oost
zijde had je de grote galerij, bezet door de
mannen; aan de westzijde waar nu het
orgel en de verwarming geplaatst zijn,
waren de erebochten. Aan de zuidzijde
was het veel te kleine orgel geplaatst, en
aan weerskanten bevonden zich nog twee
kleinere galerijen.
Gebed opzeggen
Voordat we in de vierde lange bank gingen
zitten, moest ik van mijn moeder eerst een
gebed opzeggen. Ik weet nog dat ik mijn
nachtgebed deed. Overigens, iedereen
deed bij binnenkomst eerst een gebed. Ik
had zoveel te beleven dat ik mijn vader en
broer niet had zien binnenkomen. Opeens
zag ik ze in de voorste bank van de galerij;
mijn vader stond breeduit te bidden.
De meeste mensen kende ik natuurlijk
niet, maar in de bank achter de ouderlin
gen zat juffrouw De Jonge, de onderwijze
res. Ze was menig keer bij ons geweest.
Ze zag ons ook en groette. Ze was
gekleed in het blauw, met een mooie hoed
en een netje voor haar gezicht. Het luiden
van de klok hield nu op, het belletje van de
consistoriekamer rinkelde. Het had hetzelf
de geluid als de bel van het snoepwinkeltje
van Lourine.
Collecteren
Uit de consistoriekamer kwam een hele
stoet. Dominee Weiland liep voorop,
gevolgd door de kerkenraad. Tot de ouder
lingen behoorden, geloof ik, meester De
Zeeuw, kantonnier Verstrate en landbou-