voerd op 10 april 1823 op een schavot op
de Markt in Middelburg en de celstraf zat
hij uit in het 's-Gravensteen in deze stad.
Jans
Tijdens zijn verblijf in het 's-Gravensteen
leerde Schreuder Jans kennen, die als
dienstmeisje inwoonde bij de handschoen
maker Witte op de Burg. Door middel van
brieven hielden ze contact met elkaar.
Nadat hij op 10 april 1827 uit de gevange
nis ontslagen was, vroeg hij haar om naar
Vlissingen te komen, waar ze in eerste
instantie bij zijn moeder kon inwonen. Dat
gebeurde een maand later.
Toen Schreuder op 30 januari 1828 voor
zaken naar Middelburg moest, vroeg Jans
of ze mee mocht. Ze zei dat ze even naar
haar moeder wilde, die dienstmeid bij krui
denier Straub in de Noordstraat was. Ook
de dertienjarige boodschappenjongen
Johannes de Ridder ging met hen mee.
Johannes was tweeënhalf jaar daarvoor
als hulpje door Schreuders moeder aange
nomen en na haar overlijden in december
van het vorige jaar bij Schreuder zelf in
dienst getreden.
Rond vier uur besloot Schreuder zich te
laten scheren bij Hendrik Serbeek (Schar
beek) op de hoek van het Molenwater en
de Koningstraat. Terwijl hij onder het mes
zat, deelde Jans hem mee dat ze naar
haar moeder ging en direct terug zou
komen. Maar Jans kwam niet terug en
naarmate de tijd vorderde, werd Schreuder
hoe langer hoe driftiger. Tegen Serbeek zei
hij: "Indien ze komt, dan is het wel."
Jans onvindbaar
Om vijf uur, kwart over vijf en om half zes
stuurde Schreuder Johannes de Ridder
naar kruidenier Straub, maar deze beweer
de steeds dat Jans niet bij hem in huis was.
Dit was een leugentje om bestwil, want
Straub was van de situatie op de hoogte.
Vervolgens ging Schreuder zelf naar de
kruidenier, doch deze bleef volhouden dat
Jans niet bij hem in de woning was.
Schreuder geloofde hem niet en zei dat ze
wel degelijk bij hem was en dat hij haar
hebben moest. De kruidenier bleef ontken
nen en opperde de mogelijkheid dat ze bij
Gerritse in de Koningstraat zou kunnen zijn,
bij wie haar moeder inwoonde. Samen met
Jans' moeder verliet Schreuder de kruide
nierszaak en begaf zich naar de Koning
straat, waar Jans ook niet te vinden was.
Hierna begonnen Schreuder en Johannes
de Ridder in de stad rond te zwerven en af
en toe gingen ze in het gras of op een
stoep liggen. Om half twee liepen ze naar
een herberg in de Gravenstraat, waar ze
tot ongeveer zes uur bleven. Omdat er
daarna toch geen kans meer op was dat
ze Jans nog zouden vinden en deze trou
wens misschien allang thuis zat te wach
ten, besloten ze terug naar Vlissingen te
gaan. Onderweg vertelde Schreuder tegen
Johannes dat als Jans niet thuis zou zijn,
hij terug naar Middelburg zou keren om
haar te vermoorden. Ze bleek inderdaad
niet thuis te zijn.
De andere morgen om tien uur pakte
Schreuder twee broodmessen en verliet de
herberg. In Middelburg aangekomen
klampte hij talloze voorbijgangers aan met
de vraag of ze zijn Jans misschien hadden
gezien. Hij vertelde daarbij dat ze nog één
kans had om bij hem terug te keren en dat
hij haar zou vermoorden als ze die kans
niet benutte. Toen Straub en Gerritse dit
verhaal ter ore kwam, togen ze naar het
politiebureau om aangifte van deze bedrei
ging te doen. De commissaris van politie