munt is de koning afgebeeld, gezeten op een gotische troon. Op de keerzijde staat een versierd Grieks kruis in een vierpas. De munt werd in de Lage Landen door vrij wel alle vorsten nagemaakt en werd koningsschild, gouden schild, zetelaar of klinkaart genoemd. Zetelaar is afgeleid van zetel. Men denkt dat de naam klinkaart is Zilveren Vlaamse kromstaart van Jan zonder Vrees, uitgifte 1418. ontstaan door de heldere klank die de munt gaf bij het neerkomen op een harde ondergrond. De waarde van deze munt was vijftien stuivers. Voor 1660 waren in Zeeland munten uit andere landen, gewesten en steden in omloop, In de zestiende eeuw en de eer ste helft van de zeventiende eeuw waren het vooral munten uit Brabant en Vlaande ren, maar er kwamen ook munten voor uit andere delen van West- en Midden-Euro pa. Na 1660 nam het gebruik van vreemd geld af en kwamen er munten voor in de plaats die in opdracht van de Republiek of de Staten van Zeeland waren geslagen. De muntvondst van 3 januari 1966 in Se- rooskerke geeft een goed beeld van de gangbare munten uit die tijd. De oudste munten uit deze vondst dateerden uit 1422 en de jongste uit 1622. De gouden munten kwamen uit Groot-Brittannië, Frankrijk, Portugal, Spanje, Italië, het Duitse Rijk, Oostenrijkse landen, Hongarije, Polen, de Bourgondische Nederlanden, de Republiek der Verenigde Nederlanden, overige Nederlanden en zelfs één uit Marokko. De betekenis van de uitdrukking is duide lijk. Iemand die in plaats van vijftien stui vers maar één stuiver geeft, mag een bedrieger, een schoft worden genoemd. Iemand die meende dat hij werd belazerd, gebruikte dan weieens de uitdrukking: "De schoft wou 'n kromstaert vo 'n klienkert in m'n 'anden douwe!" As je zoete geweest bin, krieg je van mien 'n 'oute daelder. Dit zei men soms plagend tegen kleine kinderen. Iemand een houten daalder beloven was geen kunst, want een daalder van hout heeft nooit bestaan. Er is alleen een zilve ren daalder geweest. Ook de Munt in Middelburg heeft in opdracht van de Staten van Zeeland van 1602 tot 1619 en van 1676 tot 1687 zilve ren daalders geslagen. Vooral in de perio de 1676-1687 is een groot aantal van deze munten door het munthuis in Middelburg aangemaakt. Een zilveren daalder was 30 stuivers waard. Er bestaan uit de periode 1676-1687 ver schillende variaties van de Zeeuwse daal der. Op de daalder uit 1676 staat op de voorzijde een geharnaste ridder met een zwaard in zijn rechterhand en het provin ciewapen voor zich houdend. Op de daal der van 1682 is het Zeeuwse wapen meer naar links opgeschoven. Het omschrift is: luctor et emergo (ik worstel en ontzwem). Op de keerzijde van de daalder uit 1676 komt een schild voor dat verdeeld is in negen vakjes. In deze vakjes komen de wapens voor van de Eerste Edele van Zeeland (een helm) en die van de zes

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2001 | | pagina 39