kirika (kerk). Door de eeuwen heen zijn ze
van eikaar vervreemd. Ze schrijven hun
naam verschillend: Coudekerque, Koude
kerk, Koudekerke en Kaldenkirchen.
Ze mogen dan 'koude' namen dragen,
maar dat wil niet zeggen dat het frigide
meiden waren. Je zou er met gemak een
historische roman aan kunnen wijden met
de titel De saga van de zeven zusters
Kalda uit Flandria. In een notendop zou
zo'n verhaal als volgt in elkaar kunnen zit
ten. Coude, de oudste, horig aan Sint Ber-
tinus, bezat een heiligdom op loopafstand
van de berg waar Sint Winok zijn kluis had.
In 1789 bracht zij op uitzonderlijk hoge
leeftijd een dochter, Branche genaamd, ter
wereld. Maman, een geboren Vlaamse,
was inmiddels Frangaise geworden.
Kouda, haar jongere zuster, eveneens aan
Sint Bertinus horig, zocht vertier in een
badplaats en veranderde haar naam in
Heist. Het einde van Cauwtje, de jongste
van de drie Vlaamse zusters, was tragisch.
Lonkend naar de Wielingen ging zij in de
armen van de Braakman ten onder.
De Zeeuwse zusters namen het niet zo
nauw met de huwelijkstrouw. Kalde van
Walcheren gaf zich af met Guido de Vla
ming. Op hoge leeftijd was zij, naar ver
luidt, nog een van de wellustigste onder de
Walcherse schonen. Koude van Schouwen
was enige tijd getrouwd met een Vlaamse
prins, maar liet zich later meer en meer
inpalmen door Scaldis, die ook uit Vlaan
deren stamde.
Nog een andere Koude, uit Rijnland,
trouwde de oude Hollandse edelman Van
Poelgeest, die zij tot aan zijn dood trouw
bleef. Kalde, ook een Rijnlandse, zocht en
vond haar heil bij Sankt Clemens in het dal
van de Nette, even ten oosten van Venlo.
Later nam ze stadse allures aan.
Herkomst van de naam
De aanduiding 'koude' is niet alleen gekop
peld aan 'kerke'. Namen die beginnen met
'Calde', 'Cold(e)', 'Cou(de)', of 'Couwe'
(volgens de oude schrijfwijze) komen in
verschillende landen aan de Noordzee
voor. Vaak hebben ze zeer oude papieren,
zoals Koudenberg (1125), Koudeschure
(1142) en Koudenbroek (1189) in Vlaande
ren en Koudewerve (1233) en Koudorpe
(1267) op Zuid-Beveland.
Het bestaat dus niet dat koud een eigen
schap was van één bepaalde kerk, schuur
of werf. De veelheid van dit soort dorps- en
veldnamen (waarvan een groot aantal niet
meer bestaat) wijst in een andere richting:
het kenmerk van een klimaat in een groot
gebied.
Het wapen van de voormalige gemeente
Koudekerke op Walcheren lijkt deze opvat
ting te onderstrepen: een kerk naast een
kale boom. Een winterse toestand dus.
Oude kroniekschrijvers huldigen de opinie
dat namen als Koudekerke en dergelijke
ontleend waren aan de taal van de Kauken
of aan die van de Kelten. Volgens Pontus
Heuterus (1535-1602) was de naam van
de Kauken (bij klassieke schrijvers als Pli-
nius en Tacitus als Cauchi of Chauci aan
geduid) afgeleid van de 'causte-zy' van de
landstreek. Jacob Eyndius (1573-1614)
komt in zijn kroniek van Zeeland aan het
slot van een drietal hoofdstukken over de
oude Germaanse bewoners van Zeeland
tot de conclusie: "Verscheidene plaatsen
betuigen ons noch de overblijfselen der
Cauchen door vergelijking van hare
benamingen in de eilanden aan de Schel
de; als Coudekerke in Walcheren en
Schouwen, en daer twee Souburgen, als
Caukenburgen; in Zuid-Beveland Cauwer-
ve, en aen d'ander zijde Caudorpe. Sij