ard. Verder bladerend kom ik namen tegen
ais Boudewijn (1198), Clais (1247), Willem
(1265) en Lizebette (1305). Tussendoor
krast er een Franse pen: "Nicole de froide
eglise" (1284). Daarbij schiet me weer te
binnen dat men de naam van het dorp uit
spreekt als Koedkèrk.
Het dorp ligt wat weggestopt aan een ach
terweggetje (D74) tussen Sint Winoksber-
gen (Bergues) en Duinkerken. Hoewel het
maar ongeveer zeshonderd zielen telt, is
het nog altijd een commune, een zelfstan
dige gemeente. Het dorp is zijn hoge leef
tijd niet aan te zien, maar de streek heeft
dan ook al menige oorlog over zich heen
gekregen. De boeren, die een minderheid
vormen, spreken er nog de 'Vlaemsche
taele'. In dit dialect heet een mooie vrouw,
net als in oud-Walchers, een pront wuuf.
Nagewuifd door eeuwig ruisende populie
ren tuf ik verder naar het volgende Koude-
kerke, de voorstad van Duinkerken.
Coudekerque-Branche
De oorsprong van de gemeente Coudeker
que-Branche ligt in een gehucht dat oor
spronkelijk tot het oude Koudekerke
behoorde, later naar Duinkerken werd
overgeheveld en in 1789 autonomie ver
kreeg. Het gehucht had de naam Tak van
Koudekerke en zo werd de naam van de
nieuwe gemeente Coudekerque-Branche,
in de wandeling La Branche genoemd. In
1989 heeft men hier het dubbele tweede
eeuwfeest, van de revolutie en de stad,
gevierd. Zijn status als stad verkreeg de
plaats in de negentiende eeuw. In deze
gemeente wonen ongeveer 25.000 men
sen.
Komend uit het moderne stadhuis loop ik
door de Rue Henri Ghesquière naar de
stadswijk Le quartier de vieux Coudeker-
que. Vlaams stedenschoon zoekt men hier
tevergeefs. Dat is wel te vinden in de klei
nere stad Sint Winoksbergen (oorspronke
lijk een ringwalburg met later de abdij van
Sint Winok) en in het schilderachtige berg-
stadje Cassel, dat zijn naam dankt aan de
sterkte (castellum) van de Menapiërs. Van
uit dit stadje heb je een schitterend uitzicht
over Frans Vlaanderen met dorpsnamen
als Hondeghem, Sainte Mariekerque,
Oostcappel en Westcappel. Dit laatste
dorp heette in 1123 nog Aarnoutscappel,
waarvan akte. Het is een onvervalst
Vlaams dorp, met een kanjer van een drie-
beukige kerk en een weergaloos zware
toren.
Coudekerke dat men heet Heys
Niets herinnert er in Heist-aan-Zee nog
aan dat er hier ooit een parochie Koude
kerke heeft bestaan. Van de kerk is voor
het eerst sprake in 1221 onder de naam
Koudakerke in het territorium van Brugge.
Deze kerk was een dochter van die van
Lissewege en stond onder het patronaat
van de Sint Bertijnsabdij te Sint Omaars
(Saint Omer). Karei de Flou merkt er nog
bij op dat de kerk misschien aldus ge
noemd is naar het voorbeeld van Coude-
kerque bij Duinkerken, die ook tot Sint Ber-
tijns behoorde.
De naam Heist is ontstaan uit Te Heys,
waarmee oorspronkelijk alleen een water
loop en een leengoed werden aangeduid.
In 1332 wordt al gesproken van de
parochie van Heys alias Coudekerke. In de
zeventiende eeuw is deze laatste naam
helemaal verdrongen door Heist.
Bijzonder is verder dat hier in 1296 en
1299 vermeld worden Raas respectievelijk
Willem van Koudekerke. Ik maak me sterk
dat zij zonen waren van Gillis van Koude-