algemeen gebeurde dat zonder proble
men, maar zo nu en dan waren er inciden
ten. Op 14 januari 1917 werd in het Neder
landse deel van de Wielingen een Duitse
duikboot aangehouden die na onderzoek
weer werd vrijgelaten.
Een tweede incident, in onze omgeving,
deed zich voor in de nacht van 22 op 23
februari 1917, toen de Duitse onderzee
boot UB 30 op de Walcherse kust aan de
grond liep.
Een nieuw type
De onderzeeboot behoorde tot een serie
van twaalf nieuwe Duitse onderzeeboten,
die na het uitbreken van de oorlog waren
gebouwd. De opdracht was uitgevoerd
door de Hamburgse werf Blohm Voss,
die daarmee de eerste schreden zette op
het gebied van de duikbootbouw. Daarbij
werden voor die tijd revolutionaire metho
den toegepast. De schepen werden op de
helling zóver afgebouwd dat ze konden
drijven en van stapel konden lopen. Daar
na gingen ze voor verdere afbouw het dok
in.
Om de motoren te kunnen plaatsen wer
den de provisorisch vastgeschroefde helf
ten 10 meter uit elkaar getrokken en later
weer met elkaar verbonden. De UB 30
werd op 16 november 1915 te water gela
ten en op 16 maart 1916 in dienst gesteld.
De lengte bedroeg 37 meter, de breedte
4,3 meter. De tonnage was ongeveer 300
ton. Het schip voerde twee lanceerbuizen,
een kanon van 8 cm en een machinege
weer. De snelheid boven water was 9 mijl,
onder water 6 mijl; de duikdiepte was 50
meter. De bemanning bestond uit 23 kop
pen. Tijdens de stranding op Walcheren
stond de UB 30 onder bevel van Oberleut-
nant zur See Freiherr von Montigny.
De commandant
Franz Wilhelm Cassius von Montigny werd
op 28 oktober 1890 te Düsseldorf geboren
als zoon van de architect Karl Johann
Josef Freiherr von Montigny en Louise
Lemmer. In 1909 trad hij als adelborst toe
tot de keizerlijke marine. In 1912 werd hij
luitenant-ter-zee en diende tot 1914 op het
slagschip Pommern. Na een opleiding aan
de onderzeebootschool deed hij dienst als
officier aan boord van een duikboot. In mei
1915 werd hij bevorderd tot luitenant-ter-
zee 1ste klas, begin 1916 tot onderzee
bootcommandant. Met de UB 5 leverde hij
strijd in de Russische wateren, in casu de
Oostzee. Begin 1917 werd hij overge
plaatst naar het flottielje Vlaanderen en
benoemd tot commandant van de UB 30.
Het was zijn eerste reis met een onder
zeeër in dit zeegebied.
Stranding
Begin februari 1917 lag de UB 30 te Kiel in
het dok. Op de veertiende van die maand
werd het schip uitgedokt. Twee dagen later
voer men uit om via het Kaiser-Wilhelm-
Kanal (Kielerkanal) naar de Noordzee te
gaan, maar wegens ijsgang moest worden
teruggekeerd. De volgende dag werd een
tweede poging gewaagd. Deze lukte en
tegen de avond bereikte men bij Bruns-
büttel de westelijke ingang van het Kaiser-
Wilhelm-Kanal. Vanwege dichte mist moest
daar drie dagen worden gewacht, maar op
21 februari kon de Elbe worden afgevaren.
Na enkele oefeningen werd in de loop van
de middag het ruime sop gekozen en
koers gezet naar Zeebrugge.
In de nacht van 22 op 23 februari voer de
UB 30 in de Noordzee. Het zicht was aan
vankelijk vrij goed, nu en dan was er enige
nevel, maar tegen de ochtend werd het