Reis naar de vrijheid Het lag in de lijn der verwachting dat Vlis- singen bij de teruggave een rol zou spelen. In de Vlissingsche Courant van 7 augustus 1917 stond zelfs het bericht dat de UB 30 de dag tevoren in Vlissingen was aangeko men om aan Duitsland te worden overge dragen. De werkelijkheid was anders; mist stuurde het vaarschema in de war. Op 5 augustus begon de UB 30 vanuit Alk maar aan zijn reis naar de vrijheid, eerst onder geleide van het pantserdekschip Hr. Ms. Holland tot IJmuiden, waar de G 15 uit Vlissingen lag te wachten. Beide schepen begeleidden de UB 30 door de Nederland se wateren tot Hoek van Holland, waar vanwege de mist werd binnengelopen. De volgende dag gingen de schepen door het Slijkgat naar Hellevoetsluis. Bij het binnenvaren van het Slijkgat werd de Duitse bemanning naar beneden gestuurd. De Duitse Noordzeekaarten ble ven evenwel aan dek liggen. De begelei dende Nederlandse zeeofficier Waller was daardoor in de gelegenheid aantekeningen te maken over daarop ingetekende Engel se en Nederlandse duikbootversperringen. Hij bracht daarover rapport uit aan de marineleiding. Waller sprak ook met Von Montigny, die vertelde dat de Duitse onderzeeërs erg sterk waren. Hoewel ingesteld op een maximale duikdiepte van 60 meter, doken sommige commandanten soms wel tot 100 meter. Dieptebommen, mijnen en vliegtui gen waren niet het grootste gevaar. Dat waren eerder netten en sleeplijnen, daar was maar met moeite uit los te komen. Het liefst voer hij in de Middellandse Zee, daar kon bij mooi weer met open luiken worden gevaren. De Oostzee daarentegen was een gevaarlijk gebied. Het was daar meestal erg helder en er kwamen lucht spiegelingen voor waardoor overdag onder water moest worden gevaren, soms wel twintig uur achtereen. Een bemanning was gemiddeld zestien dagen op zee, waarbij in twee ploegen wacht werd gelopen. Luitenant Waller constateerde ook dat de boot door de bemanning slecht werd onderhouden, maar tijdens de reis van Alk maar naar Hellevoetsluis werd wel druk gesleuteld om alles bedrijfsklaar te maken. De manschappen vertoonden ook een zekere oorlogsmoeheid, sommigen spra ken over desertie. Vrijlating Op 8 augustus was het zover. Onder loodsaanwijzing stoomde de UB 30 bin nendoor via het Hellegat tot voor Zierikzee. Daar ging de loods van boord en kreeg Von Montigny de wapens van de officieren terug. De begeleiding werd overgenomen door de uit Vlissingen afkomstige G5 en G6. De Duitse equipage werd onderdeks gestuurd en een Nederlandse officier nam het commando over. Via de Hammen werd het Westgat bereikt waar de bemanning weer aan dek mocht komen. Aan boord van de G6 kreeg Von Montigny brieven en instructies. Daarna ging hij met zijn schip - als een zeehond van Lenie 't Hart - de vrijheid tegemoet. Geëscorteerd door een Duits watervliegtuig verliet de UB 30 Nederlands grondgebied in westelijke richting. Nog dezelfde avond kwam hij in Zeebrugge aan, waar hij tot 26 augustus bleef liggen voor onderhoudswerkzaamheden. Het einde van boot en commandant Nog bijna een jaar heeft de UB 30 dienst gedaan. Het einde kwam op 13 augustus

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2001 | | pagina 33