tegendeel, het conflict dreigde internatio nale proporties aan te nemen. Vanaf het begin van het conflict hadden de grote mogendheden, overigens op verzoek van de koning zelf, zich er al mee bemoeid. Allerlei voorstellen waren al gedaan om tot een oplossing te komen. Twee voorbeel den: een administratief gescheiden staat met behoud van de dynastie (koning Wil lem) of een totale scheiding met kroon prins Willem als vorst over België. Op de conferenties in Londen waren eindeloze debatten gevoerd over de nieuwe lands grenzen, de verdeling van de staatsschuld en de vrije vaart op de Schelde. De koning wilde geen afstand doen van de troon van het Verenigd Koninkrijk ten behoeve van zijn zoon. Ook wilde hij geen enkele con cessie doen ten opzichte van de nieuwe landsgrenzen. (De Belgen eisten nota bene geheel Zeeuws-Vlaanderen en Lim burg op.) Hij kreeg dan ook de schuld van het vastlopen van de onderhandelingen, met als gevolg dat de grote mogendheden een dreigende toon aannamen om hem alsnog te overreden. Spoedig gingen er geruchten dat er in Londen twintig oorlogs schepen klaarlagen voor een aanval op de Nederlandse kust. Ook werd gedreigd met een blokkade van de Nederlandse havens door een Frans-Engelse vloot, wat enige tijd later ook voor korte tijd gebeurde. En of dat allemaal nog niet genoeg was, werden aan de Pruisische grens honderdduizend man samengetrokken om Nederland bin nen te vallen. Toen er in de loop van 1832 nieuwe drei gingen kwamen vanaf de zeekant door een geallieerde vlootexpeditie, werd de vesting Vlissingen nog verder versterkt. Het garnizoen werd aangevuld met een bataljon Brabantse schutters, bestaande uit 290 manschappen. Vanuit Antwerpen kwamen driehonderd 'kolonialen' (Indië- gangers) de gelederen versterken "die daar bijzondere moed en dapperheid aan de dag gelegd hadden." Uit Willemstad kwam ook nog een bataljon vrijwillige artil lerie. Het fort De Nolle werd versterkt met de zwaarste artillerie. In totaal stonden er zo'n honderdvijftig vuurmonden op de wallen en in de forten. En nog was de opperbevelhebber niet tevreden. Voor een goede verdediging van de vesting waren minstens tweehonderd kanonnen nodig en wel vierduizend man schappen. Voor een Belgische aanval was hij niet bang meer, maar voor een aanval vanuit zee "heeft deze vesting weinig te betekenen." Er was al een Engelse vloot voor de monding van de Schelde gesigna leerd, dus er was haast mee geboden ook. Ook de burgerij werd erbij betrokken. Beducht voor een eventueel langdurig beleg werd hen dringend aangeraden voor twee maanden voedsel in huis te nemen of anders te vertrekken. Slechts de helft van de ongeveer zevenduizend inwoners die Vlissingen toen telde, kon hieraan voldoen. De overigen konden overigens een beroep doen op de diaconieën. Alarm! Tot een aanval is het gelukkig nooit geko men, noch van de zijde van de Belgen noch van die van de geallieerden. Wel werd de Nederlandse kust nog een tijdje geblokkeerd. Er werd ook weieens groot alarm geslagen door bijvoorbeeld het vreemde gedrag van vaartuigen. Zo voeren er op een zondag in november 1830 enkele Blankenbergse vis sersboten op de Deurloo voor Westkapel- le, wat ongebruikelijk was op die dag. Bij

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2002 | | pagina 13