Van den Wijngaerde deze vis niet 'zomaar'
tekende. Op pagina 482 van het tweede
deel vinden we bij het jaar 1546: "In 't
selve jaer den derden dach Augusti
werdt in Zeelandt tusschen Vlissinghen
ende Zuydtbevelandt op den Hondt
eenen ontsichtelijcken grooten visch ghe-
vanghen met groote menichte van schuy-
Noten:
1. 'De Wete'.jrg. 26, nr. 1 (januari 1997), p.
14-16.
2. 'De Wete', jrg. 22. nr. 4 (oktober 1993), p.
15.
3. Arnold Wiggers, 'De kronieken van Zee
land', in PZC, 24 augustus 1991, en Harmen
van der Werf, 'Cronyk van Smallegange blijft
ten dat dierghelijckr noyt ghesien en is
gheweest van lengte dickte ende swaer-
te in Hollandt Zeelandt Vlaenderen ofte
Brabandt."
Een deel van het raadsel is dus opgelost
en bovengenoemde veronderstelling is
juist gebleken. Niet opgelost is de vraag
wat voor vis het is geweest. Dat was waar
schijnlijk wel het geval geweest als Van
den Wijngaerde de vis zelf had gezien,
want dan had hij zoiets bijzonders zeker
nauwkeurig getekend.
een standaardwerk'in PZC, 17 december
1999.
4. Lineke van den Bout, 'Potvis in zicht voor
Zeeland', in PZC, 13 december 2000.
5. 'Ons Zeeland' 1927, nr. 34, 20 augustus
(foto met onderschrift).
6. A.E. d'Ailly, artikel in: Amstelodanum'
27e jrg., 1930, p. 67-79.
De vis op het strand van Vlissingen, afgebeeld
op 'Zelandiee Descriptio', panoramakaart van
Antoon van den Wijngaerde.
W. Terlouw