De strafbedevaarten hebben in ons land tot in de zestiende eeuw geduurd. Na 1500 was er al sprake van een duidelijke terug gang. Hiervoor zijn twee redenen aan te wijzen: binnen de rooms-katholieke kerk nam de kritiek op de bedevaarten toe en voor dit rechtssysteem was na de Refor matie geen plaats. Het is bekend dat ook inwoners van Wal cheren voor straf een bedevaart moesten maken. Over het algemeen was het zo dat men voor lichte vergrijpen Walcheren niet behoefde te verlaten, alleen bij zwaardere vergrijpen werd men voor een bepaalde tijd van het eiland verbannen. Zo werd op 28 december 1477 een zekere Cornelis uit Veere veroordeeld. Hij en zijn metgezellen hadden getwist en gevochten met een andere inwoner van Veere. Cornelis was door de schout vermaand en voorgehou den de vrede te bewaren. Maar in plaats van de vrede te bewaren had hij rebelle rende woorden tot de schout gesproken. Cornelis werd in de boeien geslagen en gevangen gezet. Voor straf moest hij in zijn woonplaats barrevoets en blootshoofds in een processie meelopen. Hij moest in zijn rechterhand een bloot zwart ende en in zijn linkerhand een brandende kaars vast houden. In de kerk moest hij op zijn knieën bekennen dat hij had gerebelleerd tegen de schout en hij moest God om vergeving vragen. Vervolgens moest hij voor straf een bedevaart maken naar "tsint Jacobs in Galissien", het huidige Santiago de Com- postela in noordwest-Spanje, en mocht pas in Veere terugkeren na voltooiing van zijn pelgrimstocht. Bovendien moest hij aan de stad Veere "XXm bar steens m[uur]" betalen. Wanneer hij hieraan niet voldeed, zou hij zijn rechterhand verspelen. Arent Pauwels had in 1521 Jan Cornelisz. van Zandijck vermoord. Voor straf moest hij alle kosten van de begrafenis en het lezen van de mis voor zijn slachtoffer in de kerk van Zanddijk betalen. Daarnaast moest hij een bedevaart maken naar Rome, Sint Jan te Lateranen, Wilsnack (Duitsland), Geer- truidenberg, "Onser Liever Vrouwen in den Polder" (Vrouwenpolder), Westkapelle, Nieuw-Vlissingen en Middelburg. Veere bezat in 1530 de rederijkerskamer Missus Scholieren. Een gildebrief uit die tijd bevat voor deze kamer bepalingen van het lidmaatschap, de verplichtingen, de boeten en dergelijke. Zo staat er ook ver meld: "Altijts des Sondaeghs na de quater- tempere [het vasten ter voorbereiding op Kerst en Pinksteren] ende zolempnizatie van Missus [en de plechtige viering van de Mis], oft anderen bequaemen dach, alst prince ende dekens goet dunct, zou men de feeste van eenen maeltijt houden," waarop alle gildebroeders aanwezig moes ten zijn, een nieuwe prins en deken wer den gekozen en de aftredende bestuurs leden rekening en verantwoording moes ten afleggen. Indien in een geschil een van de beide partijen zich niet wilde onderwer pen aan de uitspraak van de prins of van dekens en gezworenen, werd hij onder andere veroordeeld tot een bedevaart naar het miraculeuze schilderij van Onze Lieve Vrouwe in de Polder. Bleven beide partijen weerspannig, dan moesten ze ter bede vaart naar het beeld van Sint Willebrord in Westkapelle. De volgende vonnissen werden door de Wet van Middelburg opgelegd. In 1411 werd een inwoonster van Middel burg veroordeeld tot het maken van een bedevaart naar Aken. Zij had een vrouw geslagen. In 1442 veroordeelde men iemand wegens

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2002 | | pagina 32