ten van Arends als eerder en later werkza
me collega's. De boeken kunnen niet
alleen worden geraadpleegd door (bouw-)
historici die graag willen weten hoe een
buiten er heeft uitgezien, maar evengoed
door tuin- en landschapsarchitecten die
bezig zijn met de herinrichting volgens his
torisch model van buitenplaatsen en histo
rische landschappen. Een goed voorbeeld
hiervan is het 'Derde Gezicht van de Bui
tenplaats den Dolphyn...', gelegen ten zui
den van Middelburg. Fraaie, uiteraard zeer
romantische beelden, sierlijk aangelegde
bloemperken, kaarsrechte hagen, een aan
tal werkende tuinlieden en in alle rust fla
nerende bewoners met bezoekers, met op
de achtergrond nog net de mast van een
klein schip. De dorpsgezichten zijn al even
fraai, want Arends heeft weliswaar de bui
tens op het oog gehad, maar wel binnen
hun context, zoals blijkt uit de kleurenaf
beelding van Oostkapelle, met de kerk, het
buiten, de travalje, schampstenen en lei
lindes. De wegen waren nog onverhard.
Jan Arends heeft de tijd vastgelegd en
daarom alleen al is zijn werk belangrijk. Of
hij artistiek een grote was, dat laat Van der
Wyck eigenlijk in het midden. Hij noemt
hem "niet briljant", maar geeft tevens aan
dat er maar een paar schilderijen van hem
bekend zijn. Zo kun je maar moeilijk tot
een oordeel komen.
Van den Broeke heeft een forse hoeveel
heid kennis over de buitenplaatsen verza
meld en - mede met dank aan wijlen Hein
Kluiver, oud-hoofdconservator van het
Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen, die een oeuvre-catalogus
had aangelegd - is een rijk gedocumen
teerd boek ontstaan, waarin met veel ken
nis van zaken de buitens tot leven worden
gebracht.
Als je zo de boeken doorbladert, overkomt
je een gevoel van groot verlies. Wat is er
nog weinig op het Walcherse platteland dat
herinnert aan die periode met al die bui
tens! Nu moeten we daar niet al te drama
tisch over doen, want als ze niet waren
gesloopt - voornamelijk in de negentiende
eeuw - dan was de Tweede Wereldoorlog
er wel overheen gegaan, met verwoesting
en waterschade, en na de oorlog zat ook
niemand te wachten op herstel van hon
derd buitens, denk ik zo. Ik heb al eens
eerder geopperd waarom we niet, in het
kader van de zwaar gesubsidieerde aanleg
van nieuwe landgoederen, enkele van die
buitens aan de vergetelheid zouden ont
rukken en ze herbouwen? Of is dat de
geschiedenis te veel geweld aandoen, is
dat misschien kitsch? Als het zorgvuldig
gebeurt, hebben we er natuurlijk wel een
paar fraaie attracties bij en kan het toeris
tisch product van Zeeland alleen maar
kwalitatief toenemen, en dat willen politiek
en bedrijfsleven toch zo graag. Laten we
dan beginnen met Sint Jan ten Heere...
Ach, gewoon wat spielerei van een gebo
ren dromer... Maar wat een mooie boeken!
Ze waren nóg mooier geweest met een
stofomslag, maar ja, dat had ze waar
schijnlijk nog duurder gemaakt, en de prijs
is al fors. Desalniettemin een verantwoorde
uitgave voor eenieder die historisch Wal
cheren na aan het hart ligt.
Robbert Jan Swiers
Martin van den Broeke, 'Buitenplaatsen
op Walcheren. Aanhangsel Leven en wer
ken van Jan Arends (1738-1805)', Alphen
aan den Rijn 2001, gebonden, 292 pagi
na's, 95,- 42,79).