dan in het groot. Zo is bekend dat in 1470
Hendrik lil van Borsele een jonge leeuw
verscheepte naar het koninklijk paleis in
Lintlithgow. Als dank kreeg Hendrik drie
paarden terug.
Uiteindelijk werd in 1541 het contract gete
kend tussen de Heer van Veere en de ver
tegenwoordigers van de Koninklijke Steden
van Schotland. De overeenkomst hield in
dat de Schotten zich verplichtten met
name genoemde handelsgoederen (onge-
sponnen wol, wollen en linnen manufactu
ren, huiden en vellen, zalm, boter en leer)
in Veere te verhandelen en hiervoor de
nodige voorrechten kregen. Tot deze voor
rechten behoorde onder andere dat de
Schotse herbergiers en handelaars geen
belasting op hun wijn en bier hoefden te
betalen, dat de stad Veere de salarissen
van de conservator en de predikant betaal
de en dat Schotten vrijgesteld werden van
het betalen van havengeld. Zij mochten
onder hun eigen rechtsregels leven en hun
eigen godsdienst uitoefenen. In het con
tract van 1541 was ook sprake van de
aanleg van een eigen waterput.
Deze periode van welvaart duurde tot
ongeveer 1700. In de achttiende eeuw was
er amper meer retourvracht te vinden en
Schotse kooplieden betrokken hun goede
ren liever in Rotterdam of andere plaatsen.
Er werd wel gepoogd het tij te keren, maar
dit had niet het gewenste resultaat. Aan
het begin van de Franse tijd was de Schot
se handel nog zeer gering en het definitie
ve einde kwam in 1799.
Door de voorrechten verbonden aan het
handelscontract emigreerde een aantal
Schotse families naar Veere. Rond 1550
telde Veere circa 3.500 inwoners, waarvan
er zo'n vierhonderd van Schotse afkomst
waren. Na 1650, toen het bevolkingscijfer
daalde, moet gedacht worden aan tien pro
cent Schotten op de totale bevolking. Zij
behoorden allemaal tot de Schotse Natie
of de Schotse Court. Dit woord werd
gebruikt omdat ze onderhorig waren aan
de regels van de Schotse rechtbank. Aan
het hoofd van deze gemeenschap stond
de conservator. Hij stelde een aantal per
sonen aan zoals factoren (kooplieden die
als tussenhandelaar optraden), een dokter,
een chirurgijn annex barbier en een koster.
De predikant werd door de synode in Edin
burgh aangesteld. Een aparte groep
Schotten bestond uit de militairen in de
zogenaamde vredesgarnizoenen. Zij
namen dienst in verband met de geringe
bestaansmogelijkheden in hun geboorte
land. Zij hadden vaak hun vrouw en kinde
ren bij zich of trouwden met Nederlandse
vrouwen en vestigden zich hier na hun
diensttijd.
Dat de zaken in de vijftiende eeuw goed
gingen, blijkt uit de fraaie huizen die veel
Schotten lieten bouwen aan de Kaai en de
Markt, met namen als Het Lammetje, De
Struys, Domfris, Aberdaan, Het Wapen van
Schotland, Het Kasteel van Edenburgh en
De Wolzak. In 1764 werd het Schotse Huis
aan de Kaai in gebruik genomen als
gemeenschapshuis en kantoor van de
conservator. Blijkbaar kwamen de Schot
ten daar graag bij elkaar, wat voor
(geluids)overlast zorgde bij de buren.
Voor het inzegenen van huwelijken, het
dopen van kinderen en het begraven van
de doden beschikte de Schotse gemeen
schap over een eigen kerk en kerkhof.
Onder invloed van de Schotse hervormer
John Knox waren veel Schotten vanaf
1560 protestant geworden en soms zelfs
fanatiek. De Veerenaren waren toen nog
grotendeels katholiek. De Schotse kerk