de sterk gestegen boterprijzen werd boter
voor steeds meer mensen onbetaalbaar.
Mège-Mouriès ontwikkelde een product
dat zoveel mogelijk op echte boter leek
qua smaak, smeerbaarheid en geschikt
heid voor bakken en braden. De kunst
boter, zoals het product aanvankelijk werd
genoemd, was in tegenstelling tot wat de
naam doet vermoeden een landbouwpro
duct bestaande uit bewerkt rundvet, melk
en slechte boter, met een kleine toevoe
ging van plantaardige olie. De belangrijkste
grondstof was het bewerkte rundvet, dat
ook wel oleomargarine werd genoemd. Op
deze uitvinding verkreeg de Franse uitvin
der in 1869 octrooi in Frankrijk en Enge
land.
In Nederland was sedert 1869 geen
octrooiwet meer van kracht en daardoor
waren uitvindingen hier niet beschermd.
Boterhandelaar A. Jurgens uit Oss profi
teerde hiervan door het procédé voor de
vervaardiging van kunstboter te kopen van
Mège-Mouriès om in Nederland fabrieken
te kunnen oprichten. In 1871 richtte hij zijn
eerste kunstboterfabriek op in Oss.
Spoedig was het geheim van de fabricage
van margarine bij meerdere mensen
bekend, maar de belangrijkste reden voor
de explosieve groei van het aantal marga-
rinefabrieken in de jaren 1879-'80 was de
plotselinge beschikbaarheid van grote hoe
veelheden oleomargarine die vanaf 1877
vanuit de Verenigde Staten werden aange
voerd in de haven van Rotterdam. Fabri
kanten hoefden alleen maar naar Rotter
dam af te reizen om de 'oleo' op de vrije
markt te kunnen kopen. Binnen twee jaar
steeg het aantal margarinefabrieken van
14 in 1878 tot 68 in 1880. Een aantal
groeide uit tot grote bedrijven, maar een
nog veel groter aantal verdween geruisloos
na een vrij kort en weinig succesvol
bestaan.
In 1910 telde Nederland nog 28 margarine-
fabrieken. De bekendste waren Van den
Bergh en Jurgens, toen nog eikaars con
currenten in Oss, maar in 1930 zouden ze
fuseren tot Margarine Unie te Rotterdam.
Weer veel later zou hieruit na een fusie
met het Engelse zeepconcern Lever Broth
ers de multinational Unilever ontstaan.
Tegenwoordig is margarine of halvarine
niet meer weg te denken in elk huishouden.
Oprichting
Zoals vermeld in De V/ete van april 2001
kwamen de gebouwen van de opgeheven
N.V. Middelburgsche Stoompellerij en
Meelfabriek in handen van eigenaren van
een margarinefabriek. Hoe kwam deze
overdracht tot stand?
De pellerij staakte zijn productie op het
einde van 1865. De officiële liquidatie van
het bedrijf vond echter pas later plaats.
Op 31 mei 1876 verschenen mr. Nicolaas
Cornelis Lambrechtsen van Ritthem,
Johan Pieter Fokker en mr. Gerrit Adriaan
Fokker, tezamen de Commissie van liqui
datie van de ontbonden vennootschap 'De
Middelburgsche Stoompellerij en Meelfa
briek', als getuigen bij de openbare ver
koop van de bezittingen van de genoemde
vennootschap. Het ging hierbij om de vol
gende zaken: een fabrieksgebouw met
kantoor, pakhuiszolder en een doorgang,
alles gelegen aan de Seisstraat Q 10/11.
Verder een woonhuis aan de Seisstraat Q
12, pakhuizen aan Seisstraat Q 8/9, een
pakhuis op het fabrieksterrein en ten slotte
een woonhuis aan de Herengracht Q 21.
Voor de prijs van 10.196,- kwamen deze
onroerende goederen in het bezit van de
firma G. Alberts Lzn. Co.