geschut nu voor mezelf moest zorgen en
eigenlijk aan mijn lot was overgelaten. Op
de terugweg werd ik met vuur van een
vlammenwerper bestookt, gelukkig zonder
dat ik getroffen werd."
"De volgende dag, 2 november 1944,
meldden zich twee militairen van de land
macht en een van de marine bij mij. We
verwachtten vooral luchtaanvallen op onze
stelling maar die kwamen niet. De dag
ging voor ons tamelijk rustig voorbij. In de
avond waagde ik me met twee onderoffi
cieren naar de achterkant van de zeevaart
school, richting binnenstad, maar daar kre
gen we geweervuur te verduren en we
keerden terug, waarna ik weer post vatte
bij mijn geschut."
Die vrijdag, tegen negen uur in de morgen,
was de bemanning van de Vierling op Bou
levard Bankert, zich verschuilend in de
stelling bij het geschut, getuige van de
capitulatie van het laatste Duitse bolwerk
in Vlissingen, hotel Britannia. Nadat de
bezetting van het hoofdkwartier van kolo
nel Reinhardt (Seekommandant Aschmann
was met zijn staf reeds op 1 november via
Middelburg naar Veere uitgeweken) door
hun Schotse tegenstanders was gevangen
genomen, verwachtten Bannick en diens
kameraden een aanval op hun opstelling,
maar die bleef uit. De Nazi-vlag op het
gebouw, die men de vorige dag waar-
De 'Flak-vierling' op de Boulevard Bankert,
waarvan Hans Bannick commandant was.
Foto genomen begin november 1944, vlak na de
bevrijding van Vlissingen. De rij Duitse
krijgsgevangenen die wordt afgevoerd, heeft
niets met het verhaal te maken.
schijnlijk had vergeten binnen te halen,
werd gestreken, vermoedelijk door een van
de tommy's. Daarna werd het betrekkelijk
rustig in en om de nog smeulende ruïne
die ooit het fraaie Grand Hotel was. Tot zijn
verbazing bemerkte Bannick dat zijn veld
fles en broodtas die aan zijn koppel hingen
beschadigd waren en dat hun hond, waar
schijnlijk getroffen door een verdwaalde
kogel of een granaatscherf, dood in zijn
onderkomen lag.
Herdershond
"Wij hadden, op Koudekerke al, een prach
tige, vrij jonge herdershond en toen het
water kwam, namen we de dieren - de
hond had intussen een kleintje gekregen -
mee naar Vlissingen. Ze werden min of
meer aan mij toevertrouwd. Ik vond dit best
leuk en ik verzorgde ze elke dag. Vaak
ging ik met het oudste dier op de boule
vard en in de stad wandelen, om haar door
burger en militair te laten bewonderen.
Moeder en kind hadden hun onderkomen
bij het geschut. Het was verboden een