Ze kreeg te horen dat ze met haar werk moest ophouden. Hetzelfde jaar vroeg Jacomina Huysens toestemming om een nieuw schooltje te beginnen. Haar verzoek werd afgewezen: er waren in Vlissingen al vrouwenscholen genoeg. Het jaar daarna waren er waarschijnlijk een paar opgehe ven want toen kreeg ene Leyntje Noord- hoek wel de begeerde toestemming, en ook Maria de Ra, weduwe Van Petegem, werd toegelaten. Een opgave uit 1827" vermeldt twaalf schooltjes, waarvan er twee bestemd waren voor de kinderen van Engelse inwo ners van de Scheldestad. Het kleinste schooltje was van bovengenoemde wedu we Van Petegem uit de Slijkstraat: ze had drie kinderen onder haar hoede. Haar col lega Catharina Brasser had met veertig leerlingen de grootste school. Een opgave van de Middelburgse school commissie uit 18325 vermeldt elf matres senschooltjes. Het kleinste was dat van de weduwe Anna Elizabeth Volkers-de Veer in de Spanjaardstraat. Zij had slechts twee leerlingen, meisjes. Met 44 leerlingen spande de weduwe Hendrika Goeman- Lente in de Nieuwstraat de kroon. Schoolopziener De zorg voor scholen en schoolmeesters op het platteland berustte bij de schoolop ziener. Daartoe bezocht hij de scholen in zijn regio ten minste drie keer per jaar. Met de matressenschooltjes nam hij het niet zo nauw. In de eerste helft van de negentien de eeuw waren er op het Walcherse platte land slechts vier. Voor korte of langere tijd trof hij ze aan in Veere, Arnemuiden, West- kapelle en in het even buiten Middelburg liggende gehucht Brigdamme. Omdat deze schooltjes goedkoper waren dan de zogenoemde 'grote' scholen, lieten ouders hun kinderen vaak langer dan wen selijk bij de matres. Vanzelfsprekend was dat de onderwijzers ter plaatse een doorn in het oog. Zo klaagt schoolmeester Jan de Croo uit Sint Laurens in een brief van 27 augustus 1827 aan de schoolopziener over de "bedaagde" matres M.L. van Diest in het naburige Brigdamme, die buiten haar boekje zou gaan door kinderen tot tien jaar in haar schooltje op te nemen en ze op een totaal verouderde en door de schoolopzieners afgekeurde manier te leren lezen en schrijven.6 Vele ouders waren echter niet op de nieuwigheden van meester De Croo gesteld. Bovendien vroeg de matres minder schoolgeld en zo raakte De Croo leerlingen en dus inkomsten kwijt. De schoolopziener kon niet veel voor hem doen: de matres was in het bezit van een akte van toelating en niemand kon de ouders verplichten hun kinderen naar de school in Sint Laurens te sturen. Inhoud van het onderwijs Helaas zijn de gegevens van de Middel burgse schoolcommissie verloren gegaan en is de informatie van de Vlissingse schoolcommissie7 en van de schoolopzie ner8 zeer summier. Zo doet de schoolcom missie geen enkele uitspraak over de inhoud van het onderwijs van de matras sen. Nog altijd waren de kleine-kinder schooltjes vooral bewaarplaatsen. Het feit echter dat een matres haar bewijs van toe lating pas kreeg als ze had aangetoond te kunnen lezen en schrijven, wijst erop dat er meer van haar werd verwacht dan alleen het zoethouden van de kinderen. Op een school moest je immers wat leren en wat kon dat voor de kleintjes anders zijn dan psalmen zingen, spellen en misschien

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2002 | | pagina 7