den de verstandelijke vermogens van de kinderen ontwikkeld en worden "in hun hartjes de zaden van godsvrucht en deugd gestrooid." Op de bewaarschool worden de kinderen - volgens de auteur op gepaste wijze - voorbereid op de lagere school. Hiertoe moet aan verstands-, zintuig- en spraakoefeningen en ook aan muziek en lichaamsbeweging worden gedaan. Bij de verstandelijke opvoeding staat het 'aan schouwen' (het met verstand en onder lei ding kijken naar en praten over voorwer pen uit de omgeving) op de voorgrond. Als zinvolle bezigheden noemt Rijkens vlech ten (de befaamde matjes), sorteren (van figuren en kleuren), breien, tekenen en zakjes plakken. Rijkens is zijn tijd ver voor uit als hij naast de door de onderwijzeres gehanteerde aantonende en verhalende leervorm, het zoeken en vragen door het kind zelf als een belangrijke leeractiviteit aanbeveelt. Het schoolgebouw, dat er vrolijk en licht moet uitzien, behoort op een veilige, voor de kinderen gezonde plaats te staan. Ze moeten er kunnen leren en spelen, niet alleen binnen maar ook buiten, in de tuin. Op een bijgevoegde plattegrond geeft de auteur aan hoe hij zich de ideale bewaar school voorstelt. Geheel in de sfeer van de Verlichting stelt hij dat alleen "eene welop gevoede jeugd een gelukkig geslacht en een zegenrijke Staat kan daarstellen." Het spreekt dus vanzelf dat hij een beroep doet op de overheid om de bewaarscho len, die niet alleen voor de kinderen maar ook voor de bevolkingsgroepen waaruit ze voortkomen van onschatbare waarde zul len zijn, financieel te steunen. Wonderboek We kunnen ervan uitgaan dat de boeken van Visser en Rijkens Zeeland hebben bereikt. Toch blijft de Vlissingse school commissie vrouwen die een schooltje wil len beginnen, nog lange tijd alleen op hun vaardigheid in spellen en lezen examine ren. Als die onvoldoende zijn, krijgen ze geen "acte van admissie". Een van de pechvogels die voor het examen zakt, is 'r' ii i.-.. iZ Voorkant van het boek "t Verteluurtjevertel selboek voor het huisgezin, de bewaarschool en de lagere school' uit 1912. (Collectie Zeeuwse Bibliotheek) ene vrouw Hoven. Ze krijgt in 1848 te horen dat ze het Opleidend Onderwijs- boekje maar eens moet doornemen. Als ze zich een paar maanden later weer meldt en dan natuurlijk over het boekje wordt ondervraagd, maakt ze een goede indruk

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2002 | | pagina 9