Vadertje deftiger. De heer Spijkerboer geeft het ai aan. Mogelijk is die naam meer in gebruik geweest bij de burgerij of bij de kooplieden van Vlissingen en Middelburg. Hoe het ook zij, helaas valt hier niets met zekerheid over te zeggen. Als afsluiting is het nog wel leuk om te ver melden dat er in het kader van de ruilver kaveling weer stemmen opgaan om de oude voetpaden in ere te herstellen. Dat zou erg leuk zijn, maar zo ver is het nog niet en het zal ook nooit meer worden zoals het geweest is. J. Kaljouw 't Was mè 'n 'Oogelanse maeltied Midden in een weidegebied van Walcheren staat de kapel van Hoogelande. Een kapel, gewijd aan Sint Maarten, die midden in het dorp Hoogelande stond. Tot 1189 gingen de inwoners van Hoogelande ter kerke naar de Westmonsterkerk in Middelburg. Deze kerk stond op de Grote Markt en werd in 1575 afgebroken. De grenzen van de Westmonsterparochie lagen dus tot ver buiten Middelburg. In het jaar 1189 vroegen de inwoners van Hoogelande aan Baldwinus, bisschop van Utrecht, toestemming om een eigen kerk te bouwen, en dat mocht. Waarschijnlijk is de kerk in Hoogelande tijdens het beleg van Middelburg in 1572- 1574 flink beschadigd en is de schade toen niet hersteld. Pas in 1965 werd van de vervallen kerk weer een kapel gemaakt. De kroniekschrijver Smallegange schreef in 1696: "Het Dorp van Hoogelande, is tegenwoordig meest onbewoond en verval len, alleen daer noch twee a drie huisen, met eenige muuren van de Kerk overig zijnde en de Ambachts-heerlijkheit strekt sich uit over 632 Gemeten, 203 Roen, 10 voeten." (ca. 252 ha) Het Beknopt Aardrijkskundig Woordenboek uit 1854 van Van der Aa meldt dat Hooge lande acht huizen telde en vijftig inwoners. De meesten leefden van de landbouw en kerkten in de naburige dorpen Grijpskerke, Meliskerke en Koudekerke. Van de verval len kerk zag men nog enige brokken muur, aldus Van der Aa. Het gehucht besloeg in 1854 bijna 221 bunders. Omgerekend naar de berekening van Smallegange van 1696 is dat ongeveer tachtig gemeten (32 ha) minder. In de negentiende eeuw liep in dit weide gebied hoofdzakelijk rundvee rond dat bestemd was voor de slacht. De eigenaren van het vee woonden verspreid op Wal cheren. Zij lieten het toezicht op de dieren over aan Groenenberg, een van de weini ge Hoogelanders. Hij woonde op een boer derijtje naast de ruïne. Groenenberg kreeg hiervoor een kleine vergoeding. De ossen werden na drie, vier jaar ver-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2002 | | pagina 39